BG1 - Module 2 - Les 3

Beroepsgericht 1

Module 3 - Les 3
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsgerichtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Beroepsgericht 1

Module 3 - Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesindeling BG1 - Module 3
De lessen zijn vormgegeven op basis van de theorie uit het boek Methodiek (thema 1 en 2)
  • Lesweek 1: Hoofdstuk 1  - Sociaal-Agogisch werk
                               Hoofdstuk 2 - Werken in de maatschappelijke zorg
  • Lesweek 2: Hoofdstuk 3  - Ontwikkelingspsychologie, wat is dat?                                                                                      Hoofdstuk 4  -  Baby's                                        
  • Lesweek 3: Hoofdstuk 5 - Peuter en Kleuter 
  • Lesweek 4: Hoofdstuk 6 - Schoolkind
  • Lesweek 5: Hoofdstuk 7 - Puber en adolescent
  • Lesweek 6: Hoofdstuk 8 - Volwassene en oudere
  • Lesweek 7: Hoofdstuk 8 - Problemen in de ontwikkeling
  • Lesweek 8: o meting en gastspreker

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Vandaag behandelen we de levensfases:  peuters en kleuters

Boek: Methodiek
Thema 2: Oriëntatie op de mens en zijn ontwikkeling
Hoofdstuk 4: Baby's en peuters
Hoofdstuk 5; Kleuters en schoolkind

Slide 3 - Tekstslide

Ontwikkelingsfasen

  • Peuter (18 maanden-4 jaar).
  • Kleuter ( 4 tot 6 jaar)

Slide 4 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkeling
Peuter (18 maanden-4 jaar)
‘Ontwikkeling van boven naar beneden’


Grove motoriek: kruipen, zitten, lopen, klimmen, klauteren;
Fijne motoriek: tekenen, knippen, plakken (ontwikkeld zich pas later).

Slide 5 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
Denken van een peuter (18 maanden-4 jaar)
Exploratiedrang: een peuter wil de wereld ontdekken

  • Concreet denken
    Het richt zich op wat aanwezig en tastbaar is. Kent wel begrippen als lepel, maar meubelen zijn te abstract.
  • Magisch denken
    Geen onderscheid tussen werkelijkheid en fantasie. Kan ook beangstigend zijn. Als alles mogelijk is kan er ook een groot monster onder je bed wonen.
  • Animistisch denken
    Menselijke dingen aan levenloze objecten toekennen. "Pop moet mee, want pop is verdrietig." "Thomas de trein is op tv omdat hij dat wil en niet omdat het half 6 is."

Slide 6 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
Leren van een peuter (18 maanden-4 jaar)
Ervaringsleren:
Het kind leert de dingen door ze zelf te doen

Herhalingsleren:
Het kind leert de dingen door ze eindeloos te oefenen, te herhalen

Imiterend leren:
Het kind leert de dingen doordat anderen ze, al of niet bewust, voordoen. 
Het kind aapt na.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Cognitieve ontwikkeling Taalontwikkeling

Peuter (18 maanden-4 jaar)
  • 2 jaar: Tweewoordzinnen, daarna driewoordzinnen
    Voorbeelden van zulke tweewoordzinnetjes zijn: ‘pop stout’ en ‘poes eten’. Na verloop van tijd gaan deze over in driewoordzinnen als ‘Ivo boos pijn’ en ‘auto Hans nee’.
  • 3 jaar: behoorlijk goed praten


Slide 9 - Tekstslide

Sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling
Eenkennigheidsperiode: aanhankelijkheid naar ouders


Scheidingsangst: kind toont en gedraagt zich afhankelijk van de vaste opvoeders. Gaat huilen bij vreemde of kruipt weg.

Temperament: Zo trapt de ene baby de hele tijd zijn dekentjes weg en ligt de andere baby rustig te slapen. De ene baby huilt veel, de andere bijna nooit.

Object-permanentie: Als een balletje onder de kast rolt, zal een kind die al objectpermanentie ontwikkeld heeft, er naar op zoek gaan. Voor dit gebeurt, gaat een kind niet op zoek en begint het met iets anders te spelen. Als het iets niet ziet, is het er niet.




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling
Spelen van peuters (18 maanden-4 jaar)
Parallel spel= peuter speelt niet met, maar naast de ander
Bewegingsspel = spelsoort waarbij motorische activiteit op de voorgrond staat (functiespel) (bijv, klimmen, vasthouden, gooien, vangen)
Imitatiespel = spelvorm waarin het nabootsen van gedraag centraal staat (bijv. ‘keukentje’)
Constructiespel = spelsoort waarbij het bouwen of maken van iets centraal staat (bijv. tekening, puzzel)
Toekijkend spel= kijken naar de ander zonder zelf mee te doen

Later:
Associatief spel= interactie doordat ze materialen uitwisselen, maar doen niet hetzelfde
Coöperatief spel= kinderen spelen echt met elkaar.




Slide 12 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
Peuter (18 maanden-4 jaar)

  • Egocentrisme = het onvermogen zich in anderen te verplaatsen en in
      anderen in te leven
    - Een peuter bekijkt de wereld (en anderen) vanuit zijn eigen
       gezichtspunt. Kan nog niet bedenken dat een ander andere gevoelens
       heeft.
  • 1,5 a 2 jaar begint zelfbewustzijn te groeien

  • Koppigheidsfase = periode in de peutertijd waarbij het kind zich verzet
      tegen de ouders of verzorgers, door nee-zeggen en alles zelf willen doen.
    - De peuter ontdekt zijn eigen wil.



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Emotionele ontwikkeling
(on)veilige hechting
Hechtingstheorie van Bowlby (Psycho-Analyse)
- Veilige hechting
- Onveilige hechting


Het verlangen, de behoefte van een kind om de nabijheid te zoeken van een of meerdere specifieke personen.

Veilige hechtingsrelatie biedt veiligheid, geborgenheid en voldoening

Aard van de hechting is bepalend voor de rest van ons leven


Slide 15 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
Positieve effecten hechting
  • Durven verkennen van de wereld
  • Kunnen bouwen aan relaties met anderen
  • Vertrouwen
  • Zelfvertrouwen
  • Gevoel van eigenwaarde





Emotionele ontwikkeling
Positieve effecten hechting
  • Durven verkennen van de wereld
  • Kunnen bouwen aan relaties met anderen
  • Vertrouwen
  • Zelfvertrouwen
  • Gevoel van eigenwaarde

Slide 16 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
Onveilige hechting
  • Versterkt attachmentgedrag (klampen)
  • Verhoogde kans op fobieën
  • Extreem aandacht en zorg vragen door bijvoorbeeld suïcidepogingen, anorexia nervosa en hypochondrie
  • Voortdurende vraag om zorg en liefde van de partner
  • Zorg vragen van de eigen kinderen (rolomkering)

Hechtingstheorie Bowlby
Hoe zou de hechtingstheorie staan tegenover adoptie?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat denk jij dat er in de cognitieve ontwikkeling van de kleuter centraal staat?

Slide 19 - Woordweb

Sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling
Kleuter (4-6 jaar)

  • Is in staat tot sociaal gedrag: met anderen mee kunnen leven, anderen helpen en met anderen delen. 
  • Er is bewustzijn bij de kleuter dat hij zelf een individu is, los van anderen.

  • Een kleuter speelt het liefst met anderen. Rollenspelen waarbij het kind situaties en anderen nabootst. 
  • De kleuter gebruikt daarin zijn fantasie: een rij stoelen wordt bijv. een trein.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Emotionele ontwikkeling
  • In de kleuterfase (4-6 jaar) begint het zelfbeeld te ontwikkelen
  • Zelfbeeld = het geheel van opvattingen en overtuigingen dat iemand over zichzelf heeft
    opgebouwd door alles wat hij heeft waargenomen en ervaren


  • Een kind leert wie hij is door wat anderen tegen hem zeggen en door hoe anderen zich gedragen.
  • Uitspraken ouders zijn hierin van groot belang. Bijvoorbeeld: ‘ik vind het goed hoe je dat doet’ of ‘dat vind ik lief van je’ /  ‘jij bemoeit je overal mee’ of ‘ik vind jou niet lief’

Het is belangrijk kinderen gerichte complimentjes en feedback te geven. Een kind moet bovendien gevoel krijgen voor oorzaak en gevolg, en leren om te gaan met teleurstellingen. 


Slide 22 - Tekstslide

Schaamtegevoelens en schuldbewustzijn
Een kleuter ontwikkelt schaamtegevoelens en schuldbewustzijn. Een kleuter heeft goed door dat hij straf en beloning op zichzelf moet betrekken. 

Een kleuter gaat er vanuit dat iets wat niet mag, nooit mag.
Bijvoorbeeld: iets afpakken mag niet, dus mag dit nooit.


Slide 23 - Tekstslide

Seksuele ontwikkeling en Geslachtsgebonden gedrag
Kleuters ontwikkelen interesse en nieuwsgierigheid naar:
  - Geslachtsdelen
  - Waar baby’s vandaan komen (denk hierbij ook aan het spelen van doktertje)

Genderidentiteit = aanwezige besef dat iemand heeft over of hij een meisje of jongen is.


Geslachtsgebonden gedrag = meisjesgedrag/jongensgedrag
- Deels aangeboren (nature)
- Deels aangeleerd (nurture)

Identificatiefiguur:
Identificatiefiguur bij kleuter is eigen ouder
Identificatiefiguur bij schoolkind kan dat iemand anders zijn (leerkracht, begeleider, held in boeken/film e.d.)


Slide 24 - Tekstslide

Werken aan de opdracht levenslijn

Slide 25 - Tekstslide

De levenslijn



Wat komt er in de levenslijn aan bod:
- Je benoemt met welke groepsgenoten je de opdracht hebt gemaakt;
- Je maakt online/op papier een levenslijn van 0-100 jaar;
- Je noteert alle ontwikkelingsfasen op de levenslijn, met de bijbehorende leeftijden;
- Je noteert een aantal ontwikkelingsaspecten per ontwikkelingsfase op de levenslijn;
- Je noteert per ontwikkelingsaspect een bijbehorend voorbeeld van een ontwikkelingstaak;
- Je noteert alle informatie in eigen woorden. Bij een te hoge plagiaatscore wordt dit gezien als fraude.

Slide 26 - Tekstslide

Ga verder met de levenslijn van peuter en kleuter
Je maakt online/op papier een levenslijn van 2 - 6 jaar:
- Je noteert alle ontwikkelingsfasen- men aspecten op de levenslijn, met de bijbehorende leeftijden;
                    Hoe was jij als dreumes en peuter? Denk aan lopen, bewegen, boos, praten, e.d.
                    Hoe was jij als kleuter? Denk ook aan hoe je op school was.
- Je noteert per ontwikkelingsaspect een bijbehorend voorbeeld van een ontwikkelingstaak;
- Je noteert alle informatie in eigen woorden. Bij een te hoge plagiaatscore wordt dit gezien als fraude.
- Kijk of je een foto van jezelf ( of van de persoon van wie jij de levenslijn maakt) als peuter en kleuter kan plaatsen.

Slide 27 - Tekstslide