Oefentoets H2
1 / 31
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:
als gevolg van, dankzij, doordat
als gevolg van, dankzij, doordat
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
oorzakelijk verband
D
opsommend verband
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Wat maakt Chinese toeristen anders dan andere toeristen?
A
Ze geven steeds meer geld uit.
B
Ze geven vooral geld uit aan luxe eten en slapen.
C
Ze geven vooral geld uit aan souvenirs.
D
Ze geven vooral geld uit aan winkelen.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
'Daar is goed over nagedacht.' (al.3) Waarover is goed nagedacht?
A
Over de bordeauxrode koorden bij de Louis Vuittonwinkel om de menigte te geleiden.
B
Over de komst van veel Chinese klanten.
C
Over het grote aantal Chinese (euro)miljonairs.
D
Over het leren van Chinees door het winkelpersoneel van Galeries Lafayettes.
Slide 8 - Quizvraag
Animo
funtioneren
overtuiging
belangstelling
Aanpassen
doolhof
Mening; inzicht
dienen; werken
Slide 9 - Sleepvraag
Is er sprake van een metafoor, personificatie of vergelijking?
De muren van het fort keken dreigend op ons neer.
De muren van het fort keken dreigend op ons neer.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
D
ik weet het niet
Slide 10 - Quizvraag
Is er sprake van een metafoor, personificatie of vergelijking?
Toen Joyce de talentenjacht won, was haar moeder zo trots als een pauw.
Toen Joyce de talentenjacht won, was haar moeder zo trots als een pauw.
A
personificatie
B
metafoor
C
vergelijking
D
Ik weet het niet
Slide 11 - Quizvraag
Noteer de beeldspraak uit de volgende zin.
Zo’n etterbak moet natuurlijk streng gestraft worden.
Zo’n etterbak moet natuurlijk streng gestraft worden.
Slide 12 - Open vraag
Welke bewering is waar?
A
Er zijn 8 koppelwerkwoorden.
B
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat meestal een lijdend voorwerp.
C
In de zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat altijd een onderwerp.
D
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat altijd een hulpwerkwoord.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het gekleurde woord?
Vioolspelen bleek voor mijn hyperactieve broertje een prima uitlaatklep.
A
het gehele naamwoordelijk gezegde
B
een gedeelte van het naamwoordelijk gezegde
C
bijwoordelijke bepaling
D
het werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het gekleurde woord?
Deze oude molen wordt binnenkort verkocht aan de hoogste bieder.
A
het gehele naamwoordelijk gezegde
B
een gedeelte van het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het gekleurde woord?
Wie van die jongens zal straks jullie klassenvertegenwoordiger worden?
A
het gehele naamwoordelijk gezegde
B
een gedeelte van het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 16 - Quizvraag
Benoem de gekleurde woorden.
Is Alexander Zverev al eens de nummer één van de wereld geworden?
Is
geworden
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppelwerkwoord
Slide 17 - Sleepvraag
Benoem de gekleurde woorden.
De leerlingen in de VS willen protesteren tegen de wapenwet daar.willen
protesteren
hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Slide 18 - Sleepvraag
Benoem de gekleurde woorden.
Melk schijnt lang niet voor iedereen gezond te zijn.schijnt
zijn
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppelwerkwoord
Slide 19 - Sleepvraag
Wat is de zinsopbouw?
Ik kan de tickets voor de theatervoorstelling nergens vinden.
Ik kan de tickets voor de theatervoorstelling nergens vinden.
A
APO
B
OPA
C
POA
D
PA
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de zinsopbouw?
Op de snelweg is een vrachtwagen tegen de vangrail gereden.
Op de snelweg is een vrachtwagen tegen de vangrail gereden.
A
APO
B
OPA
C
POA
D
PA
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de zinsopbouw?
Mag ik zelf eten en drinken meenemen naar het attractiepark?
Mag ik zelf eten en drinken meenemen naar het attractiepark?
A
APO
B
OPA
C
POA
D
PA
Slide 22 - Quizvraag
Kies de juiste spelling van de leenwoorden.
Mijn vaste kapsalon heeft altijd wel een [...] in dienst
Mijn vaste kapsalon heeft altijd wel een [...] in dienst
A
stageair
B
stagiaire
C
stageaire
D
stageaiir
Slide 23 - Quizvraag
Kies de juiste spelling van de leenwoorden.
Na het [...] van het bedrijf stonden alle werknemers op straat.
Na het [...] van het bedrijf stonden alle werknemers op straat.
A
faillissement
B
fallissement
C
failissement
D
faillesement
Slide 24 - Quizvraag
Welk woord is correct gespeld?
A
boksershort
B
firmanent
C
mailot
D
première
Slide 25 - Quizvraag
Welk woord is correct gespeld?
A
legendaries
B
niveau
C
repertoir
D
simpatiek
Slide 26 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Met het aanbieden van lespakketten [...] (promoten, tt) de KNSB het schaatsen
Met het aanbieden van lespakketten [...] (promoten, tt) de KNSB het schaatsen
Slide 27 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Die fysiotherapeut heeft vroeger zelf op hoog niveau [...] (skeeleren)
Die fysiotherapeut heeft vroeger zelf op hoog niveau [...] (skeeleren)
Slide 28 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Vorige week [...] (racen) Max zijn tegenstanders vlak voor de finish voorbij.
Vorige week [...] (racen) Max zijn tegenstanders vlak voor de finish voorbij.
Slide 29 - Open vraag
Slide 30 - Tekstslide
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Heb je dat belangrijke bestand wel [...] (saven)
Heb je dat belangrijke bestand wel [...] (saven)
