In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Program for today
Questions
Selfstudy for today
Review genitive
Much/ many
Individual practice (optional)
Slide 1 - Tekstslide
Selfstudy for today/ homework for next Tuesday
Read 'On Safari' (p. 78). Do ex. 34-36 online (see chapter 5, Countries and Cultures).
F Listening: do ex. 37 (individually or with a classmate via Teams), 38, 40 online.
Speaking: do ex. 41 with a classmate (or 2) via Teams.
Study: vocabulary A, C and Theme Words, Stones 13 + 14, grammar 14 + 15 -> next Tuesday diagnostic test
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling genitive
Wat? Geeft bezit aan.
Vormen: 's/ '/ of.
's (= apostrof + s):
personen, dieren: enkelvoud, eindigt niet op -s -> the boy's bike
personen, dieren: meervoud, eindigt niet op -s -> the children's bikes
tijdsaanduidingen: ev/ mv, eindigt niet op -s: -> yesterday's newspaper
bij winkels of iemands thuis -> I'm going to the baker's/ hairdresser's/ my friend's. (Denk: the baker's shop/ the hairdresser's shop/ my friend's house.)
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling genitive
' (= alleen apostrof):
personen, dieren: enkelvoud, eindigt op -s -> James' bike
personen, dieren: meervoud, eindigt op -s -> the boys' bikes
tijdsaanduidingen: ev/ mv, eindigt op -s -> a three hours' drive
of:
dingen -> the door of the classroom, the teacher of my school, the sleeve of my shirt, the tyre of my car
Slide 4 - Tekstslide
Much and many
Slide 5 - Tekstslide
Much of many?
Much en many betekenen allebei ‘veel’.
Bij dingen die je kunt tellen, gebruik je many.
-> I haven't got many shoes.
Bij dingen die je niet kunt tellen, zoals vloeistoffen, geld etc. gebruik je much.