a Bekijk de pagina van de klasgenoot naast je.
- Wat zijn overeenkomsten tussen jullie. Schrijf 3 dingen op.
- Wat zijn juist verschillen tussen jullie? Schrijf 3 dingen op.
b Wat vind je het leukste verschil tussen jou en _______ Omcirkel dat verschil.
c Wissel nu van plek. Doe hetzelfde als opdracht a.
d Wat vind je het leukste verschil tussen jou en _______ Omcirkel dat verschil.