Ze hebben een ander getal nodig om zich mee te verhouden.
Waarvoor kun je dit soort getallen gebruiken?
160 van de 200 fietst naar school. Hoeveel procent is dat?
Slide 2 - Tekstslide
Breuken en percentages
Maak eerst alle opgaven zelf.
Bespreek daarna je antwoorden met je buur.
Heb je verschillende antwoorden?
Slide 3 - Tekstslide
Van getal naar percentage
Ursula geeft een feestje met BBQ.
Het budget voor het hele feestje is 90 euro.
Bij de slager geeft ze 34 euro uit aan hamburgers.
Hoeveel procent van het budget geeft ze uit bij de slager?
Slide 4 - Tekstslide
Van percentage naar getal
Ilse is gek op schoenen. Ze wil crocs kopen, maar dan van het merk Balenciaga. Ze kosten 479 euro! Een vriendin zegt: 'Je bent gek, dat is 75% van wat je op je rekening hebt staan.'
Als dat klopt, hoeveel staat er op Ilse's rekening?
(ze heeft de schoenen nog niet gekocht)
Slide 5 - Tekstslide
Opgaven
Maak uit Rekonomie:
2.1
2.2
2.5
2.6
Slide 6 - Tekstslide
Procentuele veranderingen
Drie manieren om mee te rekenen.
Als je de absolute of de relatieve verandering weet