Present perfect
When
- Wanneer iets in het verleden is begonnen en je nu resultaat ziet
- Wanneer iets nog eens kan gebeuren
Signaal: for, yet, never, ever, just, already, since
How
Has/Have + past participle (ed/3e rij)
Hasn't/Haven't + (ed/3e rij)
Example:
I have walked to school for one week now.