Vragen en antwoorden bij tekst 'Wie wilskrachtig is, is gewoontedier'

Wilskracht & gewoontes
Leesvaardigheid H4
Vragen bij de tekst 'Wie wilskrachtig is, is gewoontedier'
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wilskracht & gewoontes
Leesvaardigheid H4
Vragen bij de tekst 'Wie wilskrachtig is, is gewoontedier'

Slide 1 - Tekstslide

Moeilijke
woorden

Slide 2 - Woordweb

1) Op welke manier wordt in de eerste alinea de aandacht van de lezer getrokken? Dat gebeurt door een
A
aansprekend voorbeeld te noemen.
B
korte samenvatting van de inhoud te geven.
C
spannende anekdote te vertellen.
D
verrassende stelling te poneren.

Slide 3 - Quizvraag

Deze tekst kan worden onderverdeeld in vijf achtereenvolgende delen die van de volgende kopjes kunnen worden voorzien: 
deel 1: Keuzes
deel 2: Wat is wilskracht?
deel 3: Is wilskracht onuitputtelijk? 
deel 4: Hoe word je wilskrachtiger?
deel 5: Verder onderzoek 

Slide 4 - Tekstslide

2) Bij welke alinea begint deel 3 'Is wilskracht onuitputtelijk?' ?

Slide 5 - Open vraag

3) Bij welke alinea begint deel 4 'Hoe word je wilskrachtiger?' ?

Slide 6 - Open vraag

4) In de alinea’s 1 tot en met 4 is sprake van een recent Utrechts onderzoek en een al wat ouder Utrechts onderzoek.
Welke nieuwe inzichten over wilskrachtige mensen gaf dit recente Utrechtse onderzoek? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden. Geef geen citaat.

Slide 7 - Open vraag

5) In de alinea’s 3 tot en met 5 wordt gesproken over onderzoek onder leiding van hoogleraar gezondheidspsychologie Denise de Ridder.
Welke van de onderstaande omschrijvingen geeft de beste samenvatting weer van de resultaten van dat onderzoek?

Wilskrachtige mensen
A
hebben zo veel vaste, gezonde gewoontes dat ze de lokroep van ongezonde verleidingen minder horen en daardoor hun wilskracht nauwelijks hoeven aan te spreken.
B
onderdrukken hun verlangens naar ongezonde verleidingen door snel over te stappen op een automatische piloot die hen ervoor behoedt toe te geven aan die verleidingen.
C
voelen wel degelijk een bepaalde honger naar junkfood en alcohol, maar door een beroep te doen op hun voorraad wilskracht weten ze die drang om te zetten in gezonde gewoontes.
D
zijn vatbaarder voor verlangens dan mensen die bepaalde routines opgebouwd hebben omdat die laatste groep meer succeservaringen heeft geboekt op het gebied van zelfcontrole.

Slide 8 - Quizvraag

6) In alinea 7 van de tekst valt de term ‘egodepletie’.
Welk van de onderstaande omschrijvingen geeft het best weer wat egodepletie te maken heeft met wilskracht?

A
Als je wilskracht niet voldoende gebruikt, krijg je een tekort aan egodepletie.
B
Als je je voorraad wilskracht hebt opgebruikt, kun je spreken van egodepletie.
C
Als je je wilskracht op de proef stelt, voorkom je een toestand van egodepletie.
D
Als je wilskracht regelmatig traint, kom je sneller in aanmerking voor egodepletie.

Slide 9 - Quizvraag

7) In de tekst worden verschillende algemene adviezen gegeven hoe je wilskrachtiger kunt worden.
Geef aan wat die drie algemene adviezen zijn. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 10 - Open vraag

8) ‘Het is een uitdaging voor de losbandigen, de hunkeraars en de onmatigen: gewoontedier worden.’ (regels 87-88)
In de alinea’s 4 en 5 wordt uitgelegd dat er voor deze losbandigen, hunkeraars en onmatigen voordelen zitten aan het worden van een gewoontedier.
Noem drie voordelen uit de tekst. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Slide 11 - Open vraag

9) ‘Sinds 2002 bestuderen zij de wilskracht: het vermogen om impulsen te onderdrukken met het oog op een grotere beloning in de toekomst.’ (regels 17-19)
Deze definitie van wilskracht lijkt niet helemaal samen te gaan met de beschrijving van wilskrachtige mensen in alinea 4.
Leg uit in welk opzicht de beschrijving van wilskrachtige mensen in alinea 4 niet bij de definitie past. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 12 - Open vraag

Hoe laag of hoog sta jij op de 'routineladder'? Vul een cijfer tussen de 1 en 5 in (1 = heel weinig routines, 5 = heel veel routines), liefst met een voorbeeld.

Slide 13 - Open vraag

In hoeverre zie jij bij jezelf een verband tussen je dagelijkse routines en je wilskracht?

Slide 14 - Open vraag