4.8 spelling verkleinwoorden/dicteewoorden

th1
uitleg: verkleinwoord en dicteewoorden
maken: opdracht 9,10,11,13
tijd over? opdr 14
Wat gaan we deze les doen?
4.8 spelling
les 2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

th1
uitleg: verkleinwoord en dicteewoorden
maken: opdracht 9,10,11,13
tijd over? opdr 14
Wat gaan we deze les doen?
4.8 spelling
les 2

Slide 1 - Tekstslide

Doelen 4.8
Ik kan een voltooid deelwoord op de juiste manier schrijven.
Ik kan verkleinwoorden op de juiste manier schrijven.
Ik leer 20 dicteewoorden goed schrijven.



Slide 2 - Tekstslide

samen maken
4.8 opdracht 6 en 7
stappenplan:

Is het een persoonsvorm? ja?-> regels
                                                            nee? -> verlengproef

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kun je een verkleinwoord maken?
er zijn drie manieren

Slide 4 - Open vraag

verkleinwoorden

Meestal eindigt een verkleinwoord op:    -je, -tje of -pje

Voorbeelden: de bank - het bankje
                              de film - het filmpje
                              de tafel - het tafeltje
                         

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Soms krijgt een verkleinwoord een dubbele klinker
Bij verkleinwoorden op een -a, -é, -o of -u wordt de klinker verdubbeld.
ik hou van ijs
Voorbeelden: de auto - het autootje
                             het café - het cafeetje
                             de opa - het opaatje
                             de kano - het kanootje
                             de accu - het accuutje

Slide 6 - Tekstslide

verkleinwoorden
Soms maak je een verkleinwoord met:  -'tje

Verkleinwoorden die eindigen op alleen een -y, schrijf je met een apostrof.( =hoge komma)
voorbeelden:  de baby - baby’tje
                                de jury - het jury’tje
maar cowboy-cowboytje dus niet (er staat een klinker voor de y)

Slide 7 - Tekstslide

extra uitlegvideo
Hier is ook nog een uitlegvideo. Bekijk deze rustig en maak eventueel aantekeningen (Je kunt de video stopzetten tussendoor).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Dicteewoorden
Er staan 20 dicteewoorden in deze paragraaf. 

Wat zie je voor bijzonders in deze woorden?

Slide 10 - Tekstslide

huiswerk
4.8 opdracht 9, 10, 11, 13

klaar? 4.8 opdracht 14 in je lesboek

Slide 11 - Tekstslide

Bij welke letters moet je een extra klinker schrijven bij een verkleinwoord?

Slide 12 - Open vraag