Oefentoets Unit 4

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Een oefentoets over Unit 4

Succes!

Kies de juiste werkwoordsvorm: past simple of present perfect.
We ... the walls last week.

1. painted
2. have painted

We ... the assignment yet.

1. didn't do
2. haven't done

Just look at how clean everything is! She ... all the dishes.

1. did even wash
2. has even washed

... the newspaper today?

1. Did you read
2. Have you read

I ... a decade ago.

1. graduated
2. have graduated

I ... soccer since I was a little boy.

1. didn't play
2. haven't played

Shall I send ... to carry your luggage?

1. someone
2. anyone

We don't need ... more toys in the house.

1. some
2. any

We got to our destination without ... delay.

1. some
2. any

She had hardly ... scratches on her face after the accident.

1. some
2. any

Why doesn't ... help them?

1. someone
2. anyone

Can you see Mia ...?

1. somewhere
2. anywhere

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
I have a jumper. This is a jumper ...

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
He has a house. The house is ...

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
You make a decision. The decision is ...

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
They have a car. This is a car ...

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
She owns a computer. The computer is ...

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
We have a boat. The boat is ...

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
We ... to stay awake. (to struggle)

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
Grandma ... when the phone rang. (to knit)

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
You ... to me, weren't you? (to lie)

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
I ... something from the menu when they arrived. (to choose)

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
The wind ... in my face. (to blow)

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
Mary ... her shoelaces. (to tie)

Vertaal:
koopje

Vertaal:
patroon

Vertaal:
besluit

Vertaal:
rel

Vertaal:
Ik moet nu echt gaan.

Vertaal:
Geen moeite!

Vertaal:
Als je dit gangpad uitloopt, vind je ze om de hoek.