Proeftoets periode 1 en 2

Proeftoets periode 1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Helpende plusMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Proeftoets periode 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een goedde rapportage?
1 “David is lui en wil daarom niet mee doen met de activiteit”

2.“James geeft altijd een grote mond”

3.De urine is 500 ml per 24 uur
A
alle drie zijn goed
B
alle 3 zijn fout
C
Antwoord 2 is goed
D
antwoord 3 is goed

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen vitale functie?
A
Ademhaling
B
Gehoor
C
Bloedsomloop
D
Bewustzijn

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel kamers heeft het hart?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een normale temperatuur?
A
Tussen 35 en 37 graden Celsius
B
Tussen 37 en 38 graden Celsius
C
Tussen 36 en 37,5 graden Celsius
D
Tussen 36 en 38,5 graden Celsius

Slide 5 - Quizvraag

Wat meet je als je de pols gaat tellen?
A
hoe vaak iemand ademt
B
hoe vaak het hart klopt
C
de bloeddruk
D
het aantal bewegingen per minuut

Slide 6 - Quizvraag

De pols neemt toe bij temperatuurstijging
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In welk deel van het hart komt de longader het hart binnen?
A
in de rechterboezem
B
In de linkerboezem
C
in de rechterkamer
D
in de linkerkamer

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel boezems heeft het hart?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Ademhaling, bewustzijn, temperatuur... Welke vitale functie ontbreekt?
A
Bloeddruk
B
Hartslag
C
Circulatie
D
Polsslag

Slide 10 - Quizvraag

Stress incontinentie is een veel voorkomende vorm van urine incontinentie.
Met stress wordt ..... bedoeld
A
de drukverhoging in de buikholte
B
psychische stress
C
drukverhoging in de buikholte + psychische stress

Slide 11 - Quizvraag

Incontinentie is het
A
ongewild verliezen van urine en/of ontlasting
B
het achterblijven van urine in de blaas
C
verstopping van de darmen

Slide 12 - Quizvraag

Wat meet je niet bij het meten van de pols?
A
Slagvolume
B
Kracht
C
Frequentie
D
Regelmaat

Slide 13 - Quizvraag

Het is belangrijk om op de juiste manier te rapporteren. Wanneer een rapportage niet correct of volledig is, ondervinden anderen hier hinder van. Wie ondervinden hier hinder van

A
Alleen de client
B
je collega's de client en groepsgenoten
C
alleen de behandelaar
D
je collega´s de client en de behandelaar.

Slide 14 - Quizvraag

Wat geeft onderstaande tekening weer wat
er in een astma aanval
gebeurd in de bronchiën?
A
De luchtwegspiertjes krampen samen
B
Er vorm zich veel slijm in de luchtwegvertakkingen/bronchiën
C
De slijmvliezen van de luchtwegen zwellen op
D
Alle boven genoemde antwoorden zijn juist

Slide 15 - Quizvraag



Op welke complicaties let je bij een cliënt die een interne verblijfskatheter heeft?
A
urine weg infectie
B
of de katheter goed afloopt
C
Blaaskramp
D
alle bovenstaande

Slide 16 - Quizvraag

Welke methode voor het meten van lichaamstemperatuur is het meest betrouwbaar, mits de meting op de juiste manier is uitgevoerd?
A
Axillair
B
Rectaal
C
Sublinguaal
D
Via het oor

Slide 17 - Quizvraag



Hoe noem je het als een zorgvrager een lichaamstemperatuur heeft van 37.9 Celsius?
A
Normale temperatuur
B
Verhoging
C
Koorts
D
Ondertemperatuur

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn oorzaken van koorts?
A
Infectie ziekten
B
Warm weer
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Waar wordt insuline in het lichaam gemaakt?



A
In de hypofyse
B
In de bijnieren
C
in de alvleesklier
D
in de Schildklier

Slide 20 - Quizvraag



COPD is een verzameling voor verschillende aandoeningen. Welke van onderstaande aandoeningen vallen onder COPD? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Omcirkel de juiste antwoorden




A
Pneumonie
B
Chronische Bronchitis
C
Astma
D
Longemfyseem

Slide 21 - Quizvraag



Welke kenmerken horen bij een hypoglycaemie? (Te lage bloedsuiker) Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Meerdere antwoorden mogelijk




A
Bleekheid
B
Gewichtstoenamen
C
Duizeligheid
D
Moeheid

Slide 22 - Quizvraag

TEK staat voor




A
Therapeutisch elastische kousen
B
Therapeutische elegante kousen
C
Toegepaste elastische kousen
D
Tijdelijke elastische kousen

Slide 23 - Quizvraag



Als je een zorgvrager/cliënt TEK aan doet, dan moet zij/hij;



A
Deze aantrekken voor het opstaan
B
Nuchter zijn
C
Deze aantrekken in de avond voor het slapen gaan
D
Geen van boven genoemde antwoorden zijn goed

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel kamers heeft het hart?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 25 - Quizvraag