Licht

Hoofdstuk 5: Licht 
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstbeschouwingSecundair onderwijs

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5: Licht 

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de foto hierboven. Welk effect heeft het licht? Er bestaat geen juist/fout antwoord.

Slide 2 - Open vraag

1. Soorten belichting
Er bestaan verschillende soorten belichting: 
  • schaduw en lichtcontrasten die de kunstenaar creeërt
  • kunstwerken worden belicht in de expositiezaal extra belicht door spots of lampen die ook invloed hebben op onze waarneming. 

Let op: fragiele kunstwerken zoals wandtapijten kunnen geen of weinig licht verdragen dus hangen in een zaal zonder ramen en met weinig licht

Slide 3 - Tekstslide

Diffuus licht of clair-obscur
Diffuus licht = Wanneer de lichtbron niet duidelijk zichtbaar is en het licht is evenwichtig en gelijkmatig verdeeld zonder sterke licht-donkercontrasten. dus maw het licht komt van overal en alles is gelijk belicht

Clair-obscur = Wanneer het duidelijk is van welke kant het licht schijnt en dat als gevolg heeft dat er sterke schaduwwerking aanwezig is. dus maw het licht komt vanuit één hoek, of licht enkel één deeltje op. Kenmerk van de 17de eeuw, gebruikten dit om extra drama in hun kunstwerk te steken. 

Slide 4 - Tekstslide

Maak opdracht 2 op blz 54

Slide 5 - Tekstslide

Barok (kadertje onderaan blz 54)
= Reactie op de renaissance
gebruiken onrust, drama, hartstocht in hun kunstwerken 
vaak asymmetrisch opgebouwd
sterk licht-donker contrast met clair-obscur

Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer belangrijke voorbeelden van deze stroming

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Oef 3 blz 55 
Vul je antwoorden op de volgende vragen in 

Slide 8 - Tekstslide

Welk soort licht zie je?

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn de gevolgen van die belichting?

Slide 10 - Open vraag

Wat wil Rembrandt met dat licht uitdrukken denk je? Schrijf maar wat jij denkt

Slide 11 - Open vraag

2. Modelé en sfumato
Johannes Vermeer toont op zijn detail kunstwerk op blz 55 ook hoe vuil de muren zijn, het vuil op de muren en elk klein detail. 

Waarom zou hij dit doen? Om zo de realiteit te tonen van het tafereel. Hij gebruikt hiervoor licht om zachtheid en hardheid te tonen. = tactiliteit

Slide 12 - Tekstslide

Tactiliteit
= het stoffige in de ruimte en het ruwe oppervlak van het afgebeelde 'voelen' met onze ogen. 

• Hoe zacht/ruw zou de stof aanvoelen in onze handen?
• Hoe zou de vloer voelen onder onze blote voeten?
• Geven de stenen een warme/koude indruk?
• Lijkt het oppervlak glad of korrelig?

Slide 13 - Tekstslide

Vlaamse primitieven
= de kunstschilders die de eerste waren om te werken met olieverf op een houten paneel. 
15de eeuw in Gent, Brugge, Leuven, Doornik en Brussel aan het werk. 

Ze werkten enorm gedetailleerd en waren hierdoor vernieuwend. 
De olieverf zorgde voor de reflectie van het licht in de verflagen.

Rogier van der Weyden was een belangrijke Vlaamse primitief

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld Vlaamse primitief: Jan Van Eyck

Slide 15 - Tekstslide

° Renaissance
De Renaissance ontstaat tegelijkertijd met de Vlaamse primitieven, maar dan in Italië. 
Leonorda da Vinci was daar de koploper. 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 8 blz 58 maken we samen. 
Opdracht 9 blz 58 probeer je zelf te maken. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Sfumato 
= omtreklijnen die vervagen waardoor het lijkt alsof er een soort rookgordijn over het tafereel hangt. 

Leonardo da Vinci besteedde veel aandacht aan zijn modelé van de figuren, maar ook aan de atmosferische belichting. 

Slide 19 - Tekstslide

Rafael 
= belangrijke Italiaanse renaissance kunstenaar die zich liet beïnvloeden door Da Vinci 

Slide 20 - Tekstslide

3. Licht in kleur 

Slide 21 - Tekstslide

Bekijk volgende fragmenten 
Beantwoord opdracht 10 in je cursus

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Claude Monet
Het viel hem op dat de façade van de kathedraal van Rouen er heel anders uitzag bij ochtendlicht dan op het middaguur of in de avondzon. Hij schilderde dit dan ook meermaals om het kleur vast te pinnen. (denk aan het hoofdstuk kleur en wat we daarin zagen)
Bekijk de werken op de volgende slide goed. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 11 blz 60
Bekijk even de schaduwen bij Vermeer en da Vinci op de vorige bladzijden. Welk kleur gebruiken zij om schaduw te maken? 
Welk kleur gebruikt Monet om schaduw te maken. 

Slide 27 - Tekstslide

Monet - Impressionisme
Monet wilde altijd de verschillende lichtinval en momentopnames vangen en weergeven. Alle omtreklijnen werden dus achterwege gelaten en alle aandacht ging naar het licht en het kleur. => schaduwen krijgen ook hun eigen kleur

=> de stijl impressionisme = reageerden tegen de traditionele opvattingen in de schilderkunst. Ze organiseerden hun eerste tentoonstelling in 1874

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 12 blz. 60 
Het eerste deel staat hieronder reeds ingevuld. De twee laatste vragen los je zelf op aan de hand van wat we net gezien hebben. Je lost de vragen digitaal op in de volgende slides. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Bespreek de licht- en schaduwwerking: is het diffuus licht? Of is er een lichtbron zichtbaar?

Slide 31 - Open vraag

Welk soort perspectief herken je in het werk? Licht toe.

Slide 32 - Open vraag

4. Licht- en schaduwwerking in de beeldhouwkunst

Slide 33 - Tekstslide

Wat doet de kunstenaar om het lichteffect uit te spelen in het beeldhouwwerk? Bekijk zeker ook het litteken in je cursus blz 61

Slide 34 - Open vraag

Polijsten en plasticiteit
De kunstenaar gaat weerkaatsing van het licht proberen weer te geven via polijsten = het helemaal fijn gladschuren. 

De delen die hij ruw laat, zullen het licht absorberen. 

Het contrast tussen de ruwere delen die hij dieper laat en de hoger mooi gepolijste delen zorgen voor volume/schaduw. = plasticiteit

Slide 35 - Tekstslide

Michelangelo 
Italiaanse kunstschilder en beeldhouwer 
Renaissance

Dit werk heet de Pietà = Maria die haar dode zoon beweent. 


Slide 36 - Tekstslide

5. Licht- en installatiekunst

Slide 37 - Tekstslide

Welk materiaal koos de kunstenaar om deze werken te creëren? zie blz 62 of hierboven

Slide 38 - Open vraag

Welke gevolgen heeft dat voor de licht-en schaduwwerking?

Slide 39 - Open vraag

Minimalisme
= kunststroming die ontstond in de jaren 60 van de 20ste eeuw. 
Kunstenaars werkten met zo eenvoudig mogelijk materiaal of gevonden voorwerpen
Streefden naar eenvoud en soberheid in relatie met de omgeving. 

Dan Flavin zijn daar mooie voorbeelden van. Hij gebruikt de luministische traditie binnen het minimalisme = licht is de fundamentele bouwsteen van de kunst!

Slide 40 - Tekstslide

Maak opdracht 15 blz. 63
Bekijk het filmfragment over Zero-kunst

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Zero- kunstenaars
  • Günter Uecker en Heinz Mack 
  • Lieten alle materialen en vormgeving uit de traditionele kunstdisciplines achterwege en gingen op zoek naar een heel nieuwe manier van creëren. 
  • Ze wilden weg van de wereld die deed denken aan de oorlog. 
  • Het spel met licht en schaduw is een typisch kenmerk. 
  • 1958 - 1966

Slide 43 - Tekstslide

6. Licht in de architectuur

Slide 44 - Tekstslide

Gerard Richter
In de Dom van Keulen plaatste hij glasramen in pixelstijl. 

Slide 45 - Tekstslide

Waarom zijn zoveel mensen enthousiast op zijn glasramen?

Slide 46 - Open vraag

Welke 3 beeldcomponenten worden met elkaar gecombineerd? check je cursus

Slide 47 - Open vraag

Slide 48 - Tekstslide