Les 2: training leesvaardigheid

Leesvaardigheidstraining
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheidstraining

Slide 1 - Tekstslide

Het grote geheim
Het Centraal Examen vraagt niet (alleen) om leesvaardigheid.
Het vraagt om tekstbegrip
Weet je dat, dan haal je een goed cijfer!

Slide 2 - Tekstslide

Het recept
- Leer de signaalwoorden. 
- Zorg dat je de meeste basiswoorden kent. 
- Oefen met Quizlet, maak een Personal Word List aan.
- Ken de verschillende vraagsoorten.
- Oefenen, oefenen, oefenen!

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden
Zorg dat je:
* signaalwoorden herkent
* weet welk verband ze aangeven
* hoe je ze in een zin gebruikt
Kortom: LEER ze uit je hoofd!!!!!

https://wrts.nl/examenbundel-engels
https://quizlet.com/5560847/basiswoordenlijst-engels-havo-flash-cards/
https://eindexamensite.nl/login
Examenbundel- signaalwoorden en/of woordenlijst examenjargon

Slide 4 - Tekstslide

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
To praise
To criticize
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Ondersteunen (positief)
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 5 - Sleepvraag

He should not be doing this job, ... he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Slide 7 - Open vraag

Stappenplan
1.  Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
               LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!
2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen
3. Wat voor soort vraag is het? 
    Gesloten vraag, meerkeuze vraag, gaten vraag, open vraag,
     waar/niet waar vraag, citeervraag?
4. Volg de stappen die nu gaan komen.

Slide 8 - Tekstslide

Meerkeuzevraag: Stappenplan
Lees de vraag, niet de antwoorden
Staat er nuttige informatie in de vraag?

In het voorbeeld hiernaast zie je dat je moet kijken in paragrafen 1 en 2.

Verder staat er het woord relate in de vraag. We moeten dus op zoek naar een signaalwoord en uitzoeken om welk tekstverband het gaat.

Slide 9 - Tekstslide

Meerkeuzevraag (vervolg)
1. Lees de relevante tekst, en niets meer!
2. Streep alle signaal- en functiewoorden aan.
3. Dek de antwoorden af met je hand of een vel papier.
3. Formuleer nu eerst een eigen antwoord.
4. Lees dan pas de antwoordmogelijkheden.
5. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.
6. Past het antwoord in het onderwerp van de tekst? 
    (Je hebt vooraf gescand).
7. Kies je antwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Beweringenvragen
(waar/nietwaar, juist/onjuist, wel genoemd/niet genoemd)
Hoe herken ik de vraag? 
-> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.

Dan strepen we de zoektermen aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:
- namen, plaatsen
- alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)
- internationale woorden (discriminatie, autoriteit)

Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'te warm' (meetbare temperatuur) en 'tegenwoordig' (tijdsaanduiding) kunnen markeren.
Zoek naar signaalwoorden. 
Daar staat het antwoord in de buurt!

Slide 12 - Tekstslide

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met één of twee woorden, of in het Nederlands. 

Slide 13 - Tekstslide

Gatenvragen
Niet zo heel moeilijk, als je je (signaal)woorden tenminste kent.

Er zijn 2 soorten:
- gatenvragen met signaal-/functiewoorden 
- echte gatenvragen


Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
* Lees de zin vóór de gap (het gat in de tekst dus) (eventueel iets meer dan één zin). 
* Lees ook de zin de gap.
* Zorg dat je de betekenis van de mogelijke antwoorden kent.
* Vertaal de zinnetjes dan en kijk of één van de antwoordopties logisch klinkt.
* Lukt het niet op deze manier?
* Probeer dan te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 
* Zoek daar je antwoord op uit.
* Werkt dit ook niet? Kijk dan naar de antwoorden: Zit er een antwoord met een voorbeeld bij?
   Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk  een tegenstelling of een
   opsomming.



Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Antwoorden: A. But then
                            B.  Instead
                            C. Similarly
                            D. Therefore 

Ik lees voor de gap een voorbeeld van hoe beroemd Mr. Bean is. Hij wordt herkend in Frankrijk. Na de gap lees ik dat Mr. Bean herkend wordt door Chinezen. Het lijkt dus op een uitbreiding/opsomming.

Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd, weet ik nu dat het antwoord C moet zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Vervolg gatenvragen
* Lees de zin vóór de gap (eventueel iets meer dan één zin). 
   Lees ook de zin ná de gap.
* Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
* Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een negatieve zin kunt
    vinden.
* Kijk of je een tegenstelling in de antwoorden kunt vinden,  
   bv. tussen A en B.
* Nog niet genoeg informatie? 
    Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van de tekst ligt.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
A. annoying
B.  British
C. funny
D. international 
* In de zin vóór de gap staat een dubbele punt. Dat geeft een voorbeeld aan. Dan volgt een opsomming met het woordje and vlak vóór de gap. Je zoekt dus een woord dat in dat rijtje past. 
* Achter de gap staat weer een dubbele punt.  Na een opsomming levert dit meestal een conclusie op. Die conclusie is dat Mr. Bean steeds meer een symbool van Groot-Brittannië wordt. Met die kennis blijkt de opsomming misschien wel een verzameling karaktertrekken van de Britten.  Dat Britse moet echter wel nog echt benoemd worden.
Dus is het antwoord B.

 

Slide 18 - Tekstslide

Conclusie
Zorg dat je de signaalwoorden goed kent!

Zorg voor een goede algemene woordenschat  (Quizlet, Personal Word List, lezen, etc.)

Practise makes perfect! Oftewel, Oefening baart kunst!

Signaalwoorden, signaalwoorden, signaalwoorden!!!


Slide 19 - Tekstslide