In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Ontkenningen or Negations
Slide 1 - Woordweb
Hoe maak je een ontkenning?
Slide 2 - Open vraag
Bij een vorm van to be gebruiken we not en n't om ontkenningen te maken, wat zijn de 5 vormen van to be?
am
are
is
was
were
have
has
can
could
will
should
may
might
must
ought to
Slide 3 - Sleepvraag
Ontkenning met have got of met de present perfect maak je door not or n't achter has of have te zetten, wat is de regel van de present perfect?
A
have/has + verb + -ed
B
have/has + verb + -ed or irregular verb
C
D
form of to be + verb + -ed
Slide 4 - Quizvraag
Other rules..
Ontkenningen met hulpwerkwoorden (can, could, will, should, may, might, must, ought to) maak je door not erachter te zetten. Enkelen kunnen verkort worden zoals shouldn't, can't, cannot en won't .
Voor alle andere werkwoorden zet je don't, doesn't of didn't voor het hele werkwoord: doesn't like, didn't go, don't want
Slide 5 - Tekstslide
Let's try! Maak een ontkenning: I ...... come tomorrow. (can)
Slide 6 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: They ...... be her on time. (will)
Slide 7 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: Laura ...... broken her wrist. (has)
Slide 8 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: We ...... be late tonight. (must)
Slide 9 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: We ...... there yesterday. (be)
Slide 10 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: She ...... like him.
Slide 11 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: We ...... need any help just now.
Slide 12 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: You ...... ought to do that. (be)
Slide 13 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: We ...... leave the class. (may)
Slide 14 - Open vraag
Let's try! Maak een ontkenning: He ...... my best friend. (be)
Slide 15 - Open vraag
Pitfalls, what does it mean?
Slide 16 - Woordweb
Is used as "also" or "excessively"
Is used to show motion
The number 2
Two
To
Too
Slide 17 - Sleepvraag
Kies de juiste vertaling: Ik heb ook een hond. I have a dog ... .
A
two
B
to
C
too
Slide 18 - Quizvraag
Kies de juiste vertaling: Ik wil graag gaan snowboarden. I would like ... go snowboarding.
A
two
B
to
C
too
Slide 19 - Quizvraag
Used in comparisons
Used to indicate time
Than
Then
Slide 20 - Sleepvraag
..... late because your dog ate your homework?
A
Your
B
You're
Slide 21 - Quizvraag
Can you please turn the table on ... side?
A
its
B
it's
Slide 22 - Quizvraag
Short for "they are"
Refers to a place
Means it belongs to them
there
Their
they're
Slide 23 - Sleepvraag
Refers to a place
Past form of to be
Short for "we are"
where
we're
were
Slide 24 - Sleepvraag
RECAP I am stronger ... her.
A
than
B
then
Slide 25 - Quizvraag
RECAP Where is ... dog.
A
your
B
you're
Slide 26 - Quizvraag
RECAP ... is my dog.
A
Their
B
They're
C
There
Slide 27 - Quizvraag
RECAP How can it be that you ... that sick from the vaccination?