Klas 3 - CH3 - D Grammaire; Le passé composé

Aujourd'hui
corriger les devoirs: A + B
Grammaire: le passé composé
ex. 15, 16, 17, 18

Le but: 
je kunt de passé composé gebruiken
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
corriger les devoirs: A + B
Grammaire: le passé composé
ex. 15, 16, 17, 18

Le but: 
je kunt de passé composé gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
C'est quoi?
Op de volgende dia een korte samenvatting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. hulpwerkwoord
- avoir / être


 





hulpww être? -> accord!
2. voltooid deelwoord
- regelmatige werkwoorden:
    * -er  = é
    * -re  = u
    * -ir    = i
- onregelmatige werkwoorden: 
    * avoir       = eu
    * être         = été
    * faire        = fait
    * prendre = pris

Slide 3 - Tekstslide

samenvatting
Le passé composé
  • Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd
  • Om te vertellen wat je gedaan hebt

Ik heb gepraat, wij hebben gedanst, hij heeft gelopen, jullie hebben gegeten etc...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen: 
Deel 1 : hulpwerkwoord 
Deel 2 : voltooid deelwoord

Ik heb gedanst. = J'ai dansé.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen: 
Deel 1 : hulpwerkwoord 

avoir / être 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passé composé met avoir
Deel 1: hulpwerkwoord (avoir)
J'ai                               Ik heb
Tu as                           Jij hebt
Il / elle / on a            Hij / zij / men heeft
Nous avons             Wij hebben
Vous avez                Jullie hebben / u heeft
Ils / elles ont           Zij hebben

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Deel 2 : voltooid deelwoord

Werkwoorden op -er             
Werkwoorden op -re              
Werkwoorden op -ir               

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Deel 2 : voltooid deelwoord

Werkwoorden op -er               er             é                    j'ai voyagé
Werkwoorden op -re              
Werkwoorden op -ir               

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Deel 2 : voltooid deelwoord

Werkwoorden op -er               er             é                    j'ai voyagé
Werkwoorden op -re               re             u                   j'ai attendu
Werkwoorden op -ir               

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Deel 2 : voltooid deelwoord

Werkwoorden op -er               er             é                    j'ai voyagé
Werkwoorden op -re               re             u                    j'ai attendu
Werkwoorden op -ir                 ir               i                     j'ai choisi

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De passé composé wordt dus:
donner  (geven)
vendre  (verkopen)
finir  (eindigen)
j'
ai donné
ai vendu
ai fini
tu
as donné
as vendu
as fini
il/elle/on
a donné
a vendu
a fini
nous
avons donné
avons vendu
avons fini
vous
avez donné
avez vendu
avez fini
ils/elles
ont donné
ont vendu
ont fini

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Deel 2 : voltooid deelwoord

Onregelmatige vormen:
avoir         -> eu                           j'ai eu (ik heb gehad)
être          -> été                          j'ai été (ik 'ben' geweest)
faire         -> fait                          j'ai fait (ik heb gedaan / gemaakt)
prendre  -> pris                        j'ai pris (ik heb genomen)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé


Fais exercice 1

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
  • Het hulpwerkwoord kan ook être zijn. 

Wanneer gebruik je avoir en wanneer être ?
Meestal hetzelfde als in het Nederlands.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
  • Het hulpwerkwoord kan ook être zijn.
je suis                          
tu es                             
il / elle / on est
nous sommes
vous êtes
ils / elles sont 

Slide 16 - Tekstslide

 wanneer avoir / être ?
Le passé composé
Wat is het verschil tussen deze zinnen?

A. Il est allé au Maroc.
B. Elle est allée au Maroc.



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Wat is het verschil tussen deze zinnen?

A. Il est allé au Maroc.
B. Elle est allée au Maroc.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Wat is het verschil tussen deze zinnen?

A. Il est allé au Maroc.
B. Elle est allée au Maroc.

C. Ils sont allés au Maroc.
D. Elles sont allées au Maroc.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
Wat is het verschil tussen deze zinnen?

A. Il est allé au Maroc.
B. Elle est allée au Maroc.

C. Ils sont allés au Maroc.
D. Elles sont allées au Maroc.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
il est resté
+e
elle est restée
meervoud
+s
ils sont restés
+es
elles sont restées

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé


Fais exercice 2

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé


Fais les exercices 15, 16, 17 et 18

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gereisd
J'........ ................. (voyager)

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gekozen
J'........ ................. (choisir)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben gewacht
Nous ................ ................. (attendre)

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gehad
J' ................ ................. (avoir)

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben gehad
Nous ................ ................. (avoir)

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij bent geweest
Tu ................ ................. (être)

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij is geweest
Il ................ ................. (être)

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij zijn geweest
Nous ................ ................. (être)

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben gedaan
Nous ................ ................. (faire)

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jullie hebben gedaan
Vous ................ ................. (faire)

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij hebben genomen
Ils ................ ................. (prendre)

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb genomen
J'......... ................. (prendre)

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij is gebleven
Il ......... ................. (rester)

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij is gebleven
Elle ......... ................. (rester)

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij zijn gebleven (vrouwelijk)
Elles ........... ................. (rester)

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies