31-10 bespreking toets 1B

Welkom bij de les Nederlands!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij de les Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-Hoofdletters
-Interpunctie

Slide 2 - Tekstslide

Spelling

Lesdoelen:

Je leert wanneer je een hoofdletter moet schrijven;

Je leert wanneer je een punt gebruikt;

Je leert wanneer je een uitroepteken gebruikt;

Je leert wanneer je een vraagteken gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

PW
-Onbekende woorden blz. 10 t/m 14
- Onderwerp blz. 15 t/m 20
- Grammatica 198 t/m 201
-Spelling blz. 222 t/ m 225. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
 
-Hoofdletters en leestekens.

Slide 6 - Tekstslide

Fijne dag! 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wanneer een hoofdletter?
  • Begin van een zin;
  • Bij (aardrijkskundige) namen;
  • Officiële feestdagen;
  • Historische gebeurtenissen;
  • Instellingen, verenigingen of bedrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer geen hoofdletter?
  • Dagen
  • Maanden
  • Seizoenen
  • Windstreken

Slide 10 - Tekstslide

Toepassen van de theorie:
Geef antwoord op de vragen die hierna komen.

Slide 11 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 12 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 13 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 14 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 15 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 16 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 17 - Quizvraag

Leestekens

Slide 18 - Tekstslide

Welke leestekens
ken je al?

Slide 19 - Woordweb

Waarom gebruiken we eigenlijk hoofdletters en leestekens?

Slide 20 - Open vraag

Leestekens I

Een punt gebruik je bij gewone zinnen:


De winter begint op 21 december.
Het meisje rent door het bos.
Volgende week begint de vakantie.

Slide 21 - Tekstslide

Leestekens II

Zet na een vraag een vraagteken.


Doe jij de deur even open?
Wil je ook wat drinken?
Hoe laat ben je vandaag vrij?

Slide 22 - Tekstslide

Leestekens III

Geef met een uitroepteken je zin extra nadruk.


Pas op voor die auto!

Houd nog toch eens een keertje je mond!

Te gek! We gaan op vakantie naar Thailand!

Slide 23 - Tekstslide

Toepassen van de theorie
Geef antwoord op de vragen die hierna komen.

Slide 24 - Tekstslide

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Stop daar onmiddellijk mee.
B
Stop daar onmiddellijk mee?
C
Stop daar onmiddellijk mee!

Slide 25 - Quizvraag

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Hoe laat wil je eten.
B
Hoe laat wil je eten?
C
Hoe laat wil je eten!

Slide 26 - Quizvraag

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Weet jij waar mijn bal is.
B
Weet jij waar mijn bal is?
C
Weet jij waar mijn bal is!

Slide 27 - Quizvraag

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd.
B
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd?
C
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd!

Slide 28 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 29 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
Maaike
B
maaike

Slide 30 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
Amsterdam
B
amsterdam

Slide 31 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
friesland
B
Friesland

Slide 32 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter
A
Geschiedenis
B
geschiedenis

Slide 33 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 34 - Quizvraag

Goed of fout?
Januari



Zij is jarig in Januari.



A
Goed
B
Fout

Slide 35 - Quizvraag

Goed of fout?
ik ga op vakantie naar Zwitserland.
A
Goed
B
Fout

Slide 36 - Quizvraag

Goed of fout?
Met Pasen ben ik een weekend weg.
A
Goed
B
Fout

Slide 37 - Quizvraag

Welk leesteken komt aan het einde?
Hoe gaat het met je
A
Vraagteken
B
Uitroepteken
C
Punt

Slide 38 - Quizvraag

Welk leesteken komt aan het einde?
Houd je mond
A
Vraagteken
B
Uitroepteken
C
Punt

Slide 39 - Quizvraag

Goed of fout?
Mama vroeg: "Wat wil je eten?"
A
Goed
B
Fout

Slide 40 - Quizvraag

Evaluatie van de les

Heb je de lesdoelen ook behaald?

Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet schrijven;

Ik weet wanneer ik een punt gebruik;

Ik weet wanneer ik een uitroepteken gebruik;

Ik weet wanneer ik een vraagteken gebruik.


Slide 41 - Tekstslide

Heb je de lesdoelen behaald?
A
Ja, ik heb alle doelen behaald.
B
Nee, ik heb nog niet alle lesdoelen behaald.
C
Nee, ik heb geen enkel lesdoel behaald.

Slide 42 - Quizvraag