Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden in het Nederlands
1 / 10
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Video

Engelse ww
-Hetzelfde als Nederlandse werkwoorden
-Bij werkwoorden die eindigen op -e de 'e' laten staan 
faken --> ik-vorm: fake --> hij fake+t (tt)
                                           --> hij fake+te

Slide 3 - Tekstslide

Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 4 - Quizvraag

De journalist (interviewen, tt) mij voor de derde keer.
A
interviewt
B
intervieuwt
C
interviewd
D
interviewdde

Slide 5 - Quizvraag

Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 6 - Quizvraag

Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 7 - Quizvraag

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 8 - Quizvraag

Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.
A
finishden
B
finishten
C
finishtten

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link