12-1 Blok 4 herhaling

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon bij de coach.

1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon bij de coach.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling Blok 4:
  • Grammatica
  • Spelling
  • Over taal
  • Lezen

Slide 2 - Tekstslide



Info
Het duurt nog wel even voordat jullie de bloktoets maken.
Maar af en toe herhalen zorgt ervoor dat je het minder snel vergeet.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..
- ...kun je uitleggen wat het naamwoordelijk gezegde is.
- ...kun je alle delen van het naamwoordelijk gezegde noemen.
- ...kun je tussenletters en het weglatingsstreepje juist gebruiken.
- ...ken je de woordjes van Over taal een beetje beter.
- ...ken je de verschillende alineaverbanden, signaalwoorden en verbindingsmanieren.
   

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica

Slide 5 - Tekstslide

Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?
A
persoonsvorm
B
persoonsvorm + onderwerp
C
persoonsvorm + voltooid deelwoord
D
alle werkwoorden uit de zin

Slide 6 - Quizvraag

Wat houdt het naamwoordelijk gezegde in?
A
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel
B
koppelwerkwoord
C
koppelwerkwoord + een kernmerk of eigenschap van het onderwerp
D
alle werkwoorden in de zin

Slide 7 - Quizvraag

Noem de koppelwerkwoorden

Slide 8 - Open vraag

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Het jongetje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quizvraag

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag


Mijn vriend wordt leraar.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag


Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Welk gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quizvraag

Waarin verschilt een naamwoordelijk van een werkwoordelijk gezegde?

Slide 16 - Open vraag

Naamwoordelijk gezegde
Mijn vader is op zijn studeerkamer
pv = is
o = mijn vader
bwb = op zijn studeerkamer (waar?)

"Wie of wat is mijn vader?" = geen antwoord. Is = geen koppelwerkwoord

Deze zin heeft dus geen naamwoordelijk gezegde. Een naamwoordelijk gezegde neemt een toestand of eigenschap van het onderwerp aan.


Slide 17 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Bestaat uit 2 delen:
1. Werkwoordelijk deel: alle werkwoorden
2. Naamwoordelijk deel: alle andere woorden

Slide 18 - Tekstslide


Jongens kunnen harder lopen dan meisjes.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
B
Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 19 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een lijdend voorwerp.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin:
De afwas blijft vervelend.
A
Blijft
B
afwas blijft
C
afwas blijft vervelend
D
Blijft vervelend

Slide 21 - Quizvraag

Spelling

Slide 22 - Tekstslide

peer+sap
A
peersap
B
perensap
C
peresap

Slide 23 - Quizvraag

Breken+been
A
breekbeen
B
brekenbeen
C
brekebeen

Slide 24 - Quizvraag

hebben+ding
A
hebbeding
B
hebbending
C
hebding

Slide 25 - Quizvraag

arm+lui
A
armelui
B
armenlui
C
armlui

Slide 26 - Quizvraag

zon+stelsel
A
zonnestelsel
B
zonnenstelsel
C
zonstelsel

Slide 27 - Quizvraag

station+plein
A
stationplein
B
stationsplein

Slide 28 - Quizvraag

mening+verschil
A
meningverschil
B
meningsverschil

Slide 29 - Quizvraag

meisje+fiets
A
meisjefiets
B
meisjesfiets

Slide 30 - Quizvraag

zaak+man
A
zaakman
B
zakeman
C
zakenman

Slide 31 - Quizvraag

kat+bak
A
katbak
B
kattebak
C
kattenbak
D
kattensbak

Slide 32 - Quizvraag

Seconde+wijzer

Slide 33 - Open vraag

Bejaarde+flat

Slide 34 - Open vraag

tarwe+bloem

Slide 35 - Open vraag

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

Samengestelde woorden. Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 36 - Tekstslide

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten


Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair

Slide 37 - Tekstslide

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 38 - Open vraag

Nog eens:
wiellengte of neuslengte

Slide 39 - Open vraag

Typ de zin over en noteer het weglatingsteken:

Moderne digitale opnametechnologie en afdruktechnologie maakt dat overbodig.

Slide 40 - Open vraag

Over taal

Slide 41 - Tekstslide

Wat eet jij liever?
A
Oudekaassoep
B
Oude kaassoep

Slide 42 - Quizvraag

Wat eet jij liever?
A
Blauwekaassaus
B
Blauwe kaassaus

Slide 43 - Quizvraag

Wat ben jij liever?
A
Geletruidrager
B
Gele truidrager

Slide 44 - Quizvraag

Wat ben jij liever?
A
Goudenmedaillewinnaar
B
Gouden medaillewinnaar

Slide 45 - Quizvraag

Wat ben jij liever?
A
terrorist
B
vrijheidsstrijder

Slide 46 - Quizvraag

Wat heb jij liever?
A
een bodemloze put
B
een oneindige hoeveelheid

Slide 47 - Quizvraag

Lezen

Slide 48 - Tekstslide

Welk signaalwoord past bij het tekstverband Voorbeeld?
A
als
B
verder
C
ook
D
enerzijds

Slide 49 - Quizvraag

Welk signaalwoord past bij het verband Tegenstelling?
A
als
B
dus
C
ook
D
maar

Slide 50 - Quizvraag

Welk signaalwoord past bij het tekstverband Opsomming?
A
anderzijds
B
daarnaast
C
daarmee
D
maar

Slide 51 - Quizvraag

Wat is een verbindingsmanier tussen alinea's?
A
Gebruik van signaalwoorden
B
Overgangszinnen met een verwijzing
C
Herhaling
D
Aankondigende zinnen

Slide 52 - Quizvraag

De muziek van Michael Jackson wordt nu in de ban gedaan. Drake schrapt bijvoorbeeld de nummers van MJ uit zijn Europese optredens.

Welke verbindingsmanier zie je hier?
A
Herhaling
B
Signaalwoord
C
Overgangszin met verwijswoord
D
Aankondigende zin

Slide 53 - Quizvraag

De aanslagen in Nieuw-Zeeland kostten vijftig mensen het leven. Hiermee is het de bloedigste aanslag ooit in het land.

Welke verbindingsmanier staat hier?
A
Overgangszin met verwijswoord
B
Aankondigende zin
C
Herhaling
D
Signaalwoord

Slide 54 - Quizvraag



Aan de slag!
Ga lekker zelf verder werken.
Vragen? Ik hoor het graag!

Succes! :-)
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 55 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..
- ...kun je uitleggen wat het naamwoordelijk gezegde is.
- ...kun je alle delen van het naamwoordelijk gezegde noemen.
- ...kun je tussenletters en het weglatingsstreepje juist gebruiken.
- ...ken je de woordjes van Over taal een beetje beter.
- ...ken je de verschillende alineaverbanden, signaalwoorden en verbindingsmanieren.
   

Slide 56 - Tekstslide