Persoonlijke voornaamwoorden 3e + 4e naamval

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

voorzetsels en persoonlijk voornaamwoord 

3e en 4e naamval

Berlin

voorzetsels 3e naamval 

mit = met

nach = na, naar  (geografisch --> Ich fahre nach Berlin) 

bei = bij

seit = sinds

von = van, door

zu = naar  (personen --> Ich komme zu dir.)

aus = uit

Na deze voorzetsels volgt altijd de 3e naamval.

voorzetsels 4e naamval

durch = door 

für = voor

ohne = zonder

um = om

gegen = tegen

(entlang = langs)

bis = tot                                            

Na deze voorzetsels volgt altijd de 4e naamval.

Sleep de voorzetsel naar de juiste naamval

3e naamval

4e naamval

aus

durch

mit

für

nach

ohne

gegen

bei

von

um

entlang

persoonlijk voornaamwoorden 1e, 3e, 4e naamval, leer deze ook uit je hoofd!

3e: Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.

1. er
2. ihm
3. ihr
4. ihn

3e: Ich bekomme noch Geld von ...... (jullie)

1. ihr
2. euch
3. euer
4. sie

3e: Wartest du? Ich komme gleich zu ..... (jou)

1. dir
2. dich
3. du
4. mich

3e of 4e naamval?
(Zonder jou) ... ist es langweilig.

3e of 4e naamval?
Wir fahren (met hen) .... nach Amsterdam.

3e of 4e naamval?

Willst du das (voor mij) machen?

3e of 4e naamval?

(Bij mij) .... zu Hause ist es gemütlich.

3e of 4e naamval?

(Van hem) ... darf ich nicht mitmachen.

3e of 4e naamval?

(Tegen hem) will ich nicht spielen.

Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden in de 3e en 4e naamval gebruiken.

1. Ja, ik kan het!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

Donnerstag:

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd