10-2 Lowan thema 4 Eten en drinken werkwoorden deel 2 herhaling
1 / 31
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Maak een zin met 'hij' en 'zetten'.
Slide 19 - Open vraag
Maak een zin met 'hij' en 'schenken'.
Slide 20 - Open vraag
Maak een zin met 'hij' en 'lusten'.
Slide 21 - Open vraag
Maak een zin met 'hij' en 'vinden'.
Slide 22 - Open vraag
Maak een zin met 'hij' en 'schillen'.
Slide 23 - Open vraag
Ik _______ een zus. (hebben)
Slide 24 - Open vraag
Hij _______ een appel. (hebben)
Slide 25 - Open vraag
De leerlingen _______ een bal. (hebben)
Slide 26 - Open vraag
Jij _______ een broer. (hebben)
Slide 27 - Open vraag
Ik _______ op school. (zijn)
Slide 28 - Open vraag
Jij _______ een vriend. (zijn)
Slide 29 - Open vraag
De kinderen _______ ziek. (zijn)
Slide 30 - Open vraag
Hij _______ in de klas. (zijn)
