13.7 Transplantaties en bloedtransfusies

programma week 4.1
  1. Terugblik
  2. uitleg bs 13.7 - Transplantaties en bloedtransfusies
  3. Zelfstandig werken
  4. Afsluiting
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

programma week 4.1
  1. Terugblik
  2. uitleg bs 13.7 - Transplantaties en bloedtransfusies
  3. Zelfstandig werken
  4. Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige les
Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties en op welke manieren immuniteit kan ontstaan

Je kunt omschrijven hoe stoffen een allergische reactie kunnen veroorzaken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is passieve immunisatie
A
Je lichaam maakt zelf antigenen tegen de ziekte
B
Je lichaam maakt zelf antistoffen tegen de ziekte.
C
Je lichaam leert zelf antistoffen te maken na contact met een antigen
D
Je krijgt een serum ingespoten

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over de specifieke afweer is waar?
A
Antistoffen werken specifiek tegen 1 antigeen
B
Niet alle ziekteverwekkers hebben antigenen: daarom wordt je ziek
C
Alle typen witte bloedcellen kunnen ziekteverwekkers insluiten
D
De specifieke afweer komt meteen in actie bij een infectie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je krijgt een vaccin voor een ziekte die je nog niet hebt gehad. Wat voor soort immunisatie is dit?
A
Natuurlijke actieve immunisatie
B
Natuurlijke passieve immunisatie
C
Kunstmatige passieve immunisatie
D
Kunstmatige actieve immunisatie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kind dat voor de geboorte via de moeder antistoffen tegen een ziekteverwekker krijgt is...
A
Natuurlijke passieve immunisatie
B
Kunstmatige actieve immunisatie
C
Natuurlijke actieve immunisatie
D
Kunstmatige passieve immunisatie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Biologe
Thema 13
Bs 7: Transplantaties en bloedtransfusies 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstellingen 13.7
13.7.1 Je kunt de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.
13.7.2 Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven.

Je afweersysteem zorgt ervoor dat stoffen die niet in het lichaam horen, worden aangevallen. Meestal is dit goed, maar het kan ook voor problemen zorgen.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervangen van aangetast weefsel of orgaan
  • Kans op afstotingsreactie (antigenen)
  • Internationaal registratiesysteem
  • Afstotingsremmers
Orgaantransplantatie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie
Bij veel bloedverlies door bijv. ongeluk of operatie
Door ziekte waarbij bloed vervangen moet worden

Ontvangen/doneren afhankelijk van bloedgroep
A   B   AB    O

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie
Bloedgroepen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepbepaling

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloed
antigeen
antistof
Rh+
resus
-
Rh-
-
anti-resus
De resusfactor:
De antistoffen tegen de resusfactor gaan we pas aanmaken na een eerste besmetting!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor bij zwangerschap
resuskindje!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soms heeft een kind in de baarmoeder een ander resusfactor dan de moeder. Dit kan gevaar opleveren voor het kind.
Is de moeder in dit geval resuspositief of resusnegatief? en het kind?
A
Beide resusnegatief.
B
De moeder is resusnegatief en het kind resuspositief.
C
Beide zijn resuspositief.
D
De moeder is resuspositief en het kind resusnegatief.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • Lezen en maken bs 13.7



eerder klaar?

  • Maak online de Test Jezelf van basisstof 13.7
  • Maak een samenvatting van b13.7
timer
12:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er bij een auto-immuunziekte?
A
Het lichaam produceert te weinig witte bloedcellen.
B
Witte bloedcellen maken antistoffen tegen je eigen lichaamscellen.
C
Bacteriën dringen de lichaamscellen binnen en veroorzaken ontstekingen.
D
Het immuunsysteem reageert te sterk op externe prikkels.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroep 
A
Bloedgroep 
B
Bloedgroep 
0
Bloedgroep 
AB
Geen antistoffen
anti-A & anti-B
anti-B
anti-A
Antigeen-A
Antigeen-B
Antigeen-A & Antigeen-B
Geen antigenen

Slide 23 - Sleepvraag

Goed? Begin aan het huiswerk
Jessica heeft bij een ernstig auto-ongeluk veel bloed verloren en moet een bloedtransfusie hebben. Jessica heeft bloedgroep B.
Het donorbloed mag dus geen antigeen         bevatten.
Ze kan dus bloedgroep         en bloedgroep          ontvangen.
A
B
AB
O

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten. Kan jij dit nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven. Kan jij dit nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bepaal je de bloedgroep van iemand?
A
Door bloedonderzoek
B
Door erfelijkheid te bepalen
C
Door ziektes op te sporen
D
Door antistoffen en antigenen te testen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anja heeft bloedgroep 0+.

Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti-resus
B
alleen anti-A en anti-B
C
zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B (dus niet bij anti-A).
Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies