Hoofdstuk 3.2 Krachten meten K3 les 2

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Krachten
Benodigheden
- laptop
- JDW-map
- (Rekenmachine) 
- Pen


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Kader 3!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de voorkennisopdrachten

START IN:




Jas over je stoel
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 3.1
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Tekstslide

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen

§ 3.2 Krachten meten
§ 3.3 Nettokracht
§ 3.4 Krachten in werktuigen

Slide 5 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak opdracht: van paragraaf 3.1 Krachten herkennen 7 t/m 13

Slide 7 - Tekstslide

Terugblik
  1. Je kunt de effecten van een kracht benoemen.
  2. Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven.
  3. Je kunt de drie eigenschappen van een krachtenpijl benoemen.
  4. Je kunt een kracht tekenen als een pijl met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe noem je de kracht die ervoor zorgt dat je fiets van snelheid veranderd?
A
zwaartekracht
B
versnellingskracht
C
spierkracht
D
vertragingskracht

Slide 9 - Quizvraag

Welke kracht zie je hier in het touw?
A
trekkracht
B
drukkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 10 - Quizvraag

Welke kracht zie je hier ?
A
trekkracht
B
drukkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoelen 3.2 Krachten meten
  1. Je kunt het verband beschrijven tussen de uitrekking van een veer en de kracht die op de veer werkt.
  2. Je kunt krachten meten met een krachtmeter (veerunster).
  3. Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.
  4. Je kunt uitleggen wat een krachtenschaal is.
  5. Je kunt een kracht op een gegeven krachtenschaal tekenen.

Slide 12 - Tekstslide

Krachten
Een kracht kun je niet zien, maar wel meten.


 Hoe zou je kunnen zien dat de ene kracht groter is dan de andere?

Slide 13 - Tekstslide

Een spiraalveer uitrekken
Hoe groter de kracht, hoe groter de uitrekking
Als je aan een spiraalveer trekt, rekt hij uit. 
Om de veer uit te rekken, is een kracht nodig.
Om de veer verder uit te rekken, is een grotere kracht nodig. 

De uitrekking zie je als je massablokjes aan een veer hangt. 

Slide 14 - Tekstslide

Een spiraalveer uitrekken
Hoe groter de kracht, 
hoe groter de uitrekking
De uitrekking is het aantal cm dat de veer langer wordt. Als je zo’n proef doet, merk je dat de uitrekking ‘gelijk opgaat’ met de kracht op de veer:

  • Als de kracht 2× zo groot wordt, wordt de uitrekking ook 2× zo groot.
  • Als de kracht 3× zo groot wordt, wordt de uitrekking ook 3× zo groot.

Slide 15 - Tekstslide

Krachten meten
Krachten kun je meten met een krachtmeter
In zo’n krachtmeter zit een spiraalveer

Hoe groter de kracht waarmee je aan de krachtmeter trekt,
des te verder rekt de veer uit (afb. 2).

Slide 16 - Tekstslide

Krachten meter
De eenheid van kracht (F) is Newton (N)

We meten krachten met een krachtmeter.

Slide 17 - Tekstslide

Kracht meten
  • Krachtmeter (veerunster)
  • Meetinstrument 
  • Elke krachtmeter ander meetbereik
  • Kleine kracht (slappe veer)
  • Hoe groter de kracht hoe meer de veer uitrekt (stugge veer)

Slide 18 - Tekstslide

Zwaartekracht en massa

  • Zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde voorwerpen aantrekt. 
  • De zwaartekracht werkt dus altijd naar beneden. 
  • Bij alles wat je optilt, voel je deze kracht. 
  • Voor het tillen van een krat met volle flessen heb je veel kracht nodig. 
  • Als de flessen leeg zijn, heb je minder kracht nodig. 
  • De zwaartekracht op de volle krat is dus het grootst.


Slide 19 - Tekstslide

Zwaartekracht en massa
Om een voorwerp met een massa van 1 kg op te tillen, heb je een kracht nodig van 10 N.
De sterkte van de zwaartekracht van de aarde is dus 10 N voor 1 kg. 
Als je de zwaartekracht op een massa wilt uitrekenen, moet je de massa in kg vermenigvuldigen met de sterkte van de zwaartekracht. 
  • Dit schrijf je als de formule:
  • zwaartekracht = massa × sterkte van de zwaartekracht (=gravitatie)
  • Fz = m ∙ g


Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
zwaartekracht = massa × sterkte van de zwaartekracht
Hoe groot is de zwaartekracht die werkt op iemand van 70 kg?

gegevens:
massa = 70 kg

gevraagd:
zwaartekracht = ?



  • Uitwerking:

  • zwaartekracht = massa × 10
  • zwaartekracht = 70 × 10 = 700 N

Slide 21 - Tekstslide

Krachten tekenen
A: Richting
B: Aangrijpingspunt
C: Grootte

Krachtenschaal
Bijvoorbeeld: 1 cm ≙ 5 N. 
Vector

Slide 22 - Tekstslide

Krachtenschaal
Je kunt de krachtenschaal korter schrijven.
Je zegt: 
  • 1 cm komt overeen met 50 newton.
  • Je schrijft: 1 cm ≙ 50 N.
  • Dus ≙ betekent: komt overeen met.

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: 
van paragraaf 3.2 Krachten meten 7 t/m 13



Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het symbool voor de kracht?
A
M
B
F
C
f
D
r

Slide 25 - Quizvraag

Krachten kan je meten met een
A
weegschaal
B
Krachtmeter
C
thermometer

Slide 26 - Quizvraag

Zwaartekracht is de kracht die
A
voorwerpen naar de aarde toe trekt
B
voorwerpen laat zweven
C
kracht die als zwaar wordt ervaren
D
kracht die door een zwaard geleverd wordt

Slide 27 - Quizvraag

Kracht is een
A
Gevoel
B
Eenheid
C
Grootheid
D
Uitvoering

Slide 28 - Quizvraag

Lees de grootte van de kracht op de krachtmeter af.
De kracht is...
A
2,5N
B
2,2N
C
2,6N
D
2,8N

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf  3.2 Krachten meten 7 t/m 13

Je mag samenwerken!

Slide 30 - Tekstslide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt het verband beschrijven tussen de uitrekking van een veer en de kracht die op de veer werkt.
  2. Je kunt krachten meten met een krachtmeter (veerunster).
  3. Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.
  4. Je kunt uitleggen wat een krachtenschaal is.
  5. Je kunt een kracht op een gegeven krachtenschaal tekenen.

Slide 31 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 32 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 33 - Woordweb

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdracht: van paragraaf 3.2 Krachten meten 7 t/m 13

Dank voor jullie aandacht!

Slide 34 - Tekstslide