2VG H1-H5 Lezen - herhaling

Nederlands is
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands is

Slide 1 - Tekstslide

dinsdagdilemma
Je benT analfabeet.
Je hebt schubben over je hele lijf.

Slide 2 - Poll

Wat leer je? 
Quizleg: Herhaling Lezen H1 t/m H5
1.    Leesstrategieën (5)
2.    Titel en onderwerp
3.    De hoofdgedachte
4.   Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
5.   Tekstverbanden met signaalwoorden
6.   Functie inleiding en slot
7.   Betogende tekst
8.   Argument, tegenargument, weerlegging
9.   Beknopte schematische samenvatting
10. Tekststructuren (4)





Slide 3 - Tekstslide

Bespreek de antwoorden 5.3 Lezen,  15 t/m 18ab, blz. 109
Zo meteen krijgen jullie daar vragen over.

Welke vragen verwacht je op de toets?

Slide 4 - Tekstslide

Waar wil je zeker uitleg over krijgen?
1. Leesstrategieën
2. Titel en onderwerp
3. Hoofdgedachte
4. Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
5. Tekstverbanden en signaalwoorden
6. Functie van de inleiding en het slot
7. Kenmerken betoog
8. Argumentenstructuur betoog
9. Beknopte en schematische samenvatting
10. Tekststructuren (4)

Slide 5 - Poll

Waar wil je ook uitleg over krijgen?
1. Leesstrategieën
2. Titel en onderwerp
3. Hoofdgedachte
4. Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
5. Tekstverbanden en signaalwoorden
6. Functie van de inleiding en het slot
7. Kenmerken betoog
8. Argumentenstructuur betoog
9. Beknopte en schematische samenvatting
10. Tekststructuren (4)

Slide 6 - Poll

Wat?
§5.3 Lezen: Test jezelf
Hoe?
Talent online
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Niveau bepalen
Leerdoel?
Tekstanalyse H1 t/m H5
Klaar?
Daltontaak, lezen

Slide 7 - Tekstslide

1. Leesstrategieën
  1. Verkennend lezen: leuk boek zoeken in de bieb of film op Videoland, een eerste indruk
  2. Nauwkeurig lezen: nieuws lezen
  3. Zoekend lezen: woordenboek of bron bekijken 
  4. Studerend lezen : leren voor een toets
  5. Kritisch lezen: beoordelende vragen stellen, 'Klopt dit?'

Slide 8 - Tekstslide

2. Titel en onderwerp
De titel geeft een aanwijzing over het onderwerp en de tekstsoort.

Een tekst gaat ergens over. Dit noem je het onderwerp van een tekst. Lees de tekst eerst verkennend en stel dan de vraag: Waarover gaat de hele tekst?

In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden. Deze kleine stukjes over het onderwerp zijn deelonderwerpen. 
Vaak gaat één alinea over één deelonderwerp.

Slide 9 - Tekstslide


3. De hoofdgedachte is...
... het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt! 


Zo formuleer je de hoofdgedachte:
• Bepaal het onderwerp van de tekst.
• Wat is het belangrijkste is dat de schrijver over het onderwerp zegt?
• Omschrijf dit in één zin.

Slide 10 - Tekstslide

Waar vind je de hoofdgedachte?
  • Meestal in de inleiding, de eerste alinea of soms letterlijk in het slot 
  • De hoofdgedachte hoeft niet letterlijk in de tekst te staan. 
  • De hoofdgedachte van een betogende tekst bestaat uit de mening van de schrijver, meestal gevolgd door zijn belangrijkste argument(en).
Let op!
Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben!

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld: Oikos


Wat is het onderwerp?
Wat is daarover de belangrijkste boodschap?

Formuleer 1 zin!

Slide 12 - Tekstslide

4. Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm

Wat wil de schrijver met de tekst bereiken? 
De schrijver wil
tekstdoel
toelichting
voorbeelden van tekstvormen
de lezer informatie geven
informeren
informatie over iets wat werkelijk bestaat en je komt iets te weten
nieuwsbericht, schoolboektekst
krantenartikel, handleiding, interview, recept
de lezer overtuigen van een mening
overtuigen
een standpunt of mening en argumenten, redenen
ingezonden brief, klachtenbrief, tijdschriftartikel, 
de lezer iets laten doen of kopen
activeren, tot handelen aansporen
oproep om in actie te komen en iets te kopen of te doen
advertentie, reclamefolder, oproep, poster
de lezer vermaken
amuseren
Vaak verzonnen gebeurtenissen en je leest om te ontspannen
leesboek, stripverhaal, gedicht
liedtekst, toneelstuk

Slide 13 - Tekstslide

5. Signaalwoorden in tekstverbanden (blz. 157) 
In een goedgeschreven tekst bestaat een verband tussen de woorden, zinnen en alinea’s. Signaalwoorden geven het tekstverband aan.
tekstverband
signaalwoorden
opsommend
ook, daarnaast, ten eerste, en ...
tijdsvolgorde
eerst, terwijl, toen, intussen, zodra ... 
tegenstellend
maar, integendeel, toch ... 
uitleggend
bjvoorbeeld, zoals, dat wil zeggen ... 
redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk ...
concluderend
dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt...
samenvattend
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al ...
oorzaak en gevolg
doordat, daardoor, zodat, waardoor, met als gevolg ...
verglijkend
net als, zoals, evenals ...
middel en doel
om te, waarmee, daarmee, opdat ...
voorwaardelijk
als, wanneer, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat ...

Slide 14 - Tekstslide

Functie inleiding
6. Wat is de functie van de inleiding?
Aandacht trekken en het onderwerp introduceren.
 
Hoe? 
- De aanleiding vertellen 
- Een anekdote geven 
- De hoofdgedachte of een standpunt bepalen
- Een belangrijke vraag stellen 
- Een samenvatting van de tekst geven

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de functie van het slot?

Slide 16 - Tekstslide

7. De betogende tekst
Betogen betekent argumenteren, een soort debateren op papier.
De betogende tekststructuur bestaat meestal uit een driedeling.
Inleiding
De schrijver noemt het onderwerp en geeft daarover zijn mening.
Kern
De schrijver geeft geloofwaardige argumenten voor zijn mening.
Slot
De schrijver trekt een conclusie of een samenvatting

Slide 17 - Tekstslide


8. betogen = argumenteren

1. standpunt of mening 
2. argumenten, redenen 
3. tegenargument
4. weerlegging

Slide 18 - Tekstslide

9. Een beknopte samenvatting schrijven
Schrijf volledige zinnen en gebruik signaalwoorden. 
Zoek de (vaste) tekststructuur en de hoofdzaken. Die gaan je helpen!
Lees elke alinea goed door.
Schrijf daarna in één of twee zinnen waar de alinea over gaat. Doe dit zoveel mogelijk in jouw eigen woorden. S


1
2
3
4

Slide 19 - Tekstslide

Een mindmap is een schematische samenvatting Elke tak geeft een ander onderwerp aan.

Slide 20 - Tekstslide

10.1. verklaringsstructuur
inleiding
Een verschijnsel, gebeurtenis
kern 
redenen, oorzaken, verklaringen
slot
samenvatting, aanbeveling van de belangrijkste verklaring(en)

Slide 21 - Tekstslide

10.2. voor- en nadelenstructuur
inleiding
vraag of stelling
kern
voor- en nadelen
slot
conclusie

Slide 22 - Tekstslide

10.3. probleem- oplossingsstructuur
inleiding
vraag of stelling
kern
gevolgen, oorzaken, oplossingen
slot
samenvatting oplossing(en), aanbeveling

Slide 23 - Tekstslide

10.4. conclusie-argumentenstructuur
inleiding
standpunt, mening
kern
argumenten, redenen
tegenargument, weerlegging
slot
conclusie

Slide 24 - Tekstslide

Tips voor de proefwerkweek
- Bestudeer de blauwe theoriegedeelten uit de paragrafen lezen H1 t/m H5
- Leer de samenvatting achterin het boek op bladzijde 157
-  Heb je een goede mindmap van de lesstof?
- Bedenk zelf vragen die op het proefwerk kunnen komen
- Geen paniek, want het gaat jullie allemaal lukken! 

Slide 25 - Tekstslide

Wat?
§5.3 Lezen: Test jezelf
Hoe?
Talent online
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Niveau bepalen
Leerdoel?
Tekstanalyse H1 t/m H5
Klaar?
Daltontaak, lezen

Slide 26 - Tekstslide





Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Slide 27 - Tekstslide

Wat weet je nu?
1. Leesstrategieën
2. Titel en tussenkopjes
3. Onderwerp en deelonderwerpen
4. Tekstopbouw
5. Alineaopbouw
6. Hoofd- en bijzaken
7. Hoofdgedachte
8. Tekstdoelen
9. Signaalwoorden
10. Verwijswoorden
11. Moeilijkewoordenwijzer

Slide 28 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 29 - Tekstslide