Herhalen Woordenschat H1+2

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 1 november
Woordenschat H1: opdr. 1 t/m 6
Woordenschat H2: opdr. 1 t/m 4

Vrijdag 8 november:
Woordenschat H3: opdr. 1 t/m 5

Dinsdag 9 november:
Toets Woordenschat H1-3





Slide 2 - Tekstslide




  • Gedicht
  • Herhalen Woordenschat H1+2
  • Opdrachten H1 + H2 afmaken
  • Woordjes H1 + H2 leren
Wat gaan we deze les doen?

Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les:
  • Ik kan vergelijkingen herkennen en begrijpen.
  • Ik weet wat een metafoor is.
  • Ik weet wat een personificatie is.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik beeldsprraak
Wanneer je iets zegt wat je niet letterlijk, maar figuurlijk bedoelt.

- Zo oud als de weg naar Rome
- Hij heeft een hoofd als een boei. 
- Iets onder de knie krijgen

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijking
Wat is het object, het beeld en het verbindingswoord?

- Die man lijkt wel een beer!
- Hij lacht als een boer met kiespijn. 
- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 7 - Tekstslide

Metafoor
Vergelijking: twee dingen naast elkaar (object-beeld)
Metafoor: het object wordt vervangen door het beeld.
Bijvoorbeeld: Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks. 
Hij vliegt door die spannende boeken.


Slide 8 - Tekstslide

Personificatie
Wanneer je iets zegt dat je niet letterlijk maar figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Personificatie:
Een levenloos ding als levend persoon voorstellen.
Bijvoorbeeld: 'De toekomst lacht me tegemoet.'


Slide 9 - Tekstslide

Testen!
Weet jij inmiddels het verschil tussen een vergelijking, metafoor en personificatie?
Pak je laptop erbij en log in in de LessonUp.

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je beeldspraak?

Slide 11 - Open vraag

zo fris als een
A
kat
B
spin
C
hond
D
hoentje

Slide 12 - Quizvraag

zo slim als een
A
inktvis
B
kater
C
vos
D
hond

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een metafoor?
Je mag ook een voorbeeld geven.

Slide 14 - Open vraag

Leg uit wat personificatie is.

Slide 15 - Open vraag

Zachtjes fluisteren de bomen haar naam.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 16 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 17 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 18 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quizvraag

Zij is net een nachtegaal.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificati

Slide 20 - Quizvraag

De wind huilt door de bomen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 21 - Quizvraag

Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag!
               Maak de volgende opdrachten online of uit het boek af:
  • Woordenschat H1: opdr. 1 t/m 6
  • Woordenschat H2: opdr. 1 t/m 4

Klaar? Leer de woordjes van H1 en H2 
(Zie woordenlijsten in Teams)
Dit kan ook via 'Trainen' op NN Online
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 1 november
Woordenschat H1: opdr. 1 t/m 6
Woordenschat H2: opdr. 1 t/m 4

Vrijdag 5 november:
Woordenschat H3: opdr. 1 t/m 5

Dinsdag 9 november:
Toets Woordenschat H1-3





Slide 24 - Tekstslide