Taak 6

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

Een bestaan opbouwen

Een bestaan opbouwen

Op ons eiland wonen we helemaal alleen. We moeten zelf een bestaan opbouwen. Maar hoe doe je dat eigenlijk. Wat heb je nodig om te leven? 

Wat heb je allemaal nodig om te overleven?

Eerste levensbehoeften

De spullen die je echt nodig hebt om te leven, noemen we je eerste levensbehoeften. Deze spullen heb je nodig om in leven te blijven.

10.000 jaar geleden kwamen mensen aan voedsel door te jagen. Het vlees werd opgegeten en van de huid maakten ze kleding. Nu zijn er heel andere bestaansmiddelen, zoals werken in de bouw of de zorg. Mensen verdienen geld en kopen daar spullen van.

Spullen die je koopt omdat ze het leven leuker maken, noemen we luxebehoeften.

Eerste levensbehoeften

Luxebehoeften

Eten

Huis

Vakantie

Scooter

Kleding

Telefoon

Spelcomputer

Drinken

Hoe kom jij nu aan jouw geld?

Wat koop jij van jouw geld?

Hoe kom jij over 15 jaar aan jouw eerste levensbehoeften?

Keuzes maken 

Je hebt 2000 euro, waar geef jij je geld aan uit?

Als je straks je diploma hebt ga je naar het MBO, HBO of misschien zelfs naar de universiteit. Daar ga je een beroep leren. Met dit beroep ga je geld verdienen, geld dat je nodig hebt om te kunnen leven en om je leven leuker te maken. 

Maar je zult nooit alles kunnen betalen dat je wil hebben, dit noem je schaarste.  Er is een tekort van iets. Je moet dus keuzes maken wat je wilt en wat je niet wilt.

Als je straks werkt ga je spullen maken of diensten aanbieden, dit noem je productie. Mensen zullen je betalen omdat ze spullen van je willen kopen of omdat ze een dienst van je willen kopen. Het kopen van spullen en het kopen van goederen noem je consumptie.

Ook jij consumeert in je dagelijks leven, je koopt een blikje cola of een nieuw computerspel. Dit betaal je met geld dat je hebt verdient met een baantje of dat je hebt gekregen van je ouders.

Het maken van voedsel of een woonplek is ...

1. Productie
2. Consumptie

Het kopen van voedsel of een woning is ...

1. Productie
2. Consumptie

Productie en consumptie 

Productie en consumptie kunnen gaan over goederen en over diensten.

Goederen zijn spullen die je aan kan raken. Zoals bijvoorbeeld een nieuwe broek.

Diensten zijn dingen die je niet aan kan raken maar wat mensen voor je doen. Bijvoorbeeld de automonteur die je auto maakt.

Samsung produceert mobieltjes

1. Goederen (producten die je kunt vastpakken)
2. Diensten (producten die je niet aan kunt raken)

Een bakker bakt brood

1. Goederen (producten die je kunt vastpakken)
2. Diensten (producten die je niet aan kunt raken)

Een politieagent houdt toezicht

1. Goederen (producten die je kunt vastpakken)
2. Diensten (producten die je niet aan kunt raken)

Een leraar geeft les

1. Goederen (producten die je kunt vastpakken)
2. Diensten (producten die je niet aan kunt raken)

Een kapper knipt haar

1. Goederen (producten die je kunt vastpakken)
2. Diensten (producten die je niet aan kunt raken)

Een winkel verkoopt fietsen

1. Goederen (producten die je kunt vastpakken)
2. Diensten (producten die je niet aan kunt raken)

Een fietsenmaker maakt jouw fiets

1. Goederen (producten die je kunt vastpakken)
2. Diensten (producten die je niet aan kunt raken)

noem nog een voorbeeld dat valt onder goederen

noem nog een voorbeeld dat valt onder diensten

Veel jongeren in Nederland krijgen zakgeld. Dit is geld dat je krijgt om iets van te kopen. Soms krijgen ze ook kleedgeld, dit gebruik je dan om kleren van te kopen.

Om geld uit te kunnen geven moet je ook geld verdienen. Je hebt dus uitgaven en inkomsten. Als je gaat plannen wat je in de toekomst wil kopen maak je een overzicht van je inkomsten en je uitgaven. Dit noem je budgetteren.

Maak je eigen budget

Maak opdracht 12 op bladzijde 41 in je boek.

Je hebt bij opdracht 13 gebudgetteerd. Hield je geld over of kwam je geld tekort?

Begrippen taak 6

Beroep

Bestaansmiddelen

Budgetteren

Consumptie

Eerste levensbehoeften

Productie 

Schaarste

Inkomsten 

Uitgaven