Elevator Pitch - Les 1: Titel, personages, thema

Elevator pitch - boekpresentatie Nederlands










1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Elevator pitch - boekpresentatie Nederlands










Slide 1 - Tekstslide

Presentatie

  • De komende week gaan we aan de slag met een presentatie over het boek dat je nu aan het lezen bent.


    Slide 2 - Tekstslide

    Wat vooraf ging ...
    • In periode 1 heb je Wonder gelezen en een toets gemaakt over dit boek. 

    • Ter voorbereiding op deze toets heb je een aantal begrippen geleerd die te maken hebben met het onderdeel fictie. Weet je nog welke begrippen we hebben besproken?

      Slide 3 - Tekstslide

      Wat vooraf ging ...
      • De begrippen uit periode 1 op een rij:

      • Fictie en non-fictie
      • Realistisch en niet realistisch
      • Hoofdpersonen, bijpersonen, hun rollen en karakterbeschrijving
      • Vertelperspectief
      • Beoordelingswoorden en argumenten

      Slide 4 - Tekstslide

      De opdracht
      • Je houdt een korte, overtuigende presentatie over het boek. Dit noem je een elevator pitch.

      • Het doel van jouw presentatie is om ervoor te zorgen dat iedereen het boek wil lezen

      • Ook dit keer pas je de (meeste) begrippen op de vorige slide weer toe. Ook leer je een paar nieuwe begrippen. 

      Slide 5 - Tekstslide

      Hoe ga je te werk?
      • In deze lessenserie werk je stap voor stap naar je elevator pitch toe. Je hoeft alleen de slides maar te volgen. 

      • De theorie (over de begrippen) die je nodig hebt, wordt steeds uitgelegd. 

      • Na de uitleg van de begrippen volgen de opdrachten. De antwoorden op de opdrachten, heb je nodig voor je pitch.





      Slide 6 - Tekstslide

      Vooruitblik
      Aan het einde van deze les weet je weer ...

      ... wie de hoofdpersoon in jouw boek is en wie de bijpersonen zijn.
      ... wat de relaties tussen deze personages zijn.
      ... hoe de titel van jouw boek bij het boek past.
      ... wat het thema/de thema's van jouw boek zijn.

      Slide 7 - Tekstslide

      Aan de slag!

      • Daar gaan we! 
      • Open les 1 in LessonUp. 
      • Maak slide 9 t/m 28.

      Slide 8 - Tekstslide

      Begrip: titelverklaring

      • Het eerste begrip waarmee je aan de slag gaat, is de titelverklaring.

      • Op de volgende slide volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.

      Slide 9 - Tekstslide

      Titelverklaring 

      • De titel verklaren Uitleggen hoe de titel bij het boek past.

      • Letterlijk/figuurlijk Een titel kun je letterlijke en/of figuurlijk uitleggen. 

      • Thema, persoon, plaats, gebeurtenis De titel heeft vaak iets met het thema (onderwerp van het boek) te maken. De titel kan ook naar een persoon, plaats of gebeurtenis uit het boek wijzen.

      Slide 10 - Tekstslide

      Voorbeeld: Titelverklaring Wonder

      • De titelverklaring van Wonder:

      • Het boek heet Wonder omdat de moeder van August hem ervaart als een Wonder. Ze vindt hem mooi zoals hij is en houdt van hem zoals hij is. 

      Slide 11 - Tekstslide

      Nu jij!

      Op de volgende slide volgt een vraag over de titel van jouw boek.

      Slide 12 - Tekstslide

      Leg uit hoe de titel van jouw boek bij jouw boek past.

      Slide 13 - Open vraag

      Begrip: personages

      • Het volgende begrip is: personages.
      • Hoofd- en bijfiguren, personages beschrijven en relaties.
      • Eerst volgt weer de uitleg, dan een voorbeeld bij Wonder en daarna de opdrachten.

      Slide 14 - Tekstslide

      Slide 15 - Tekstslide

      Slide 16 - Tekstslide

      Slide 17 - Tekstslide

      Voorbeeld: personages Wonder
      • Naast August spelen zijn ouders en zus een belangrijke rol in het verhaal. Zij zijn er altijd voor hem. Hetzelfde geldt voor Summer, het meisje dat August leert kennen op school. 

      • Verder is er nog een aantal pesters in het verhaal, die allerlei gemene streken uithalen.

      Slide 18 - Tekstslide

      Nu jij!

      Op de volgende slide volgt een aantal vragen over de personages in jouw boek.

      Slide 19 - Tekstslide

      Wie is de hoofdpersoon in jouw boek?

      Slide 20 - Open vraag

      Wie zijn de bijfiguren in jouw boek?

      Slide 21 - Open vraag

      Beschrijf hun relatie.

      Slide 22 - Open vraag

      Begrip: thema

      • Het volgende begrip is: thema
      • Eerst volgt weer de uitleg, dan een voorbeeld bij Wonder en daarna de opdrachten.

      Slide 23 - Tekstslide

      Thema

      • Verhalen gaan ergens over, hebben een onderwerp. Dat noem je een thema

      • In één verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.



      Slide 24 - Tekstslide

      Voorbeeld: thema Wonder
      • Pesten en vriendschap zijn thema’s die een grote rol spelen in het verhaal. 
      • Auggie wordt namelijk gepest vanwege zijn uiterlijk. Gelukkig zien andere kinderen hoe hij echt is en maakt hij gaandeweg vriendschappen.

      Slide 25 - Tekstslide

      Nu jij!

      Op de volgende slide volgt een vraag over het thema van jouw boek.

      Slide 26 - Tekstslide

      Over welk thema/welke thema's gaat jouw boek?

      Slide 27 - Open vraag

      Aan de slag!
      Lees verder in je boek tot het einde van de les.

      Slide 28 - Tekstslide