Elevator Pitch - Les 1: Titel, personages, thema

Elevator Pitch
Nederlands - P2 - 2022-2023
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Elevator Pitch
Nederlands - P2 - 2022-2023

Slide 1 - Tekstslide

Wat vooraf ging ...

In periode 1 heb je Wonder gelezen en een toets gemaakt over dit boek. 

Ter voorbereiding op deze toets heb je een aantal begrippen geleerd die te maken hebben met het onderdeel fictie. Weet je nog?


Slide 2 - Tekstslide

Welke begrippen herinner je je nog?

Slide 3 - Woordweb

Wat vooraf ging ...
De begrippen uit periode 1 op een rij:

  • Fictie en non-fictie, Realistisch en niet-realistisch
  • Hoofdpersonen, bijpersonen, rollen van personen en karakterbeschrijving van personen
  • Vertelperspectief
  • Beoordelingswoorden en argumenten
  • Thema
  • Titelverklaring
  • Genre 
  • Tijd
  • Spanning

Slide 4 - Tekstslide

De opdracht
Ook deze periode heb je weer een boek gelezen.
Deze keer houd je een korte, overtuigende presentatie over het boek. Dat noem je een elevator pitch.

Het doel van jouw presentatie is om ervoor te zorgen dat iedereen het boek wil lezen

In je pitch gebruik je een aantal begrippen op de vorige slide. Ook leer je een paar nieuwe begrippen. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ga je te werk?
In deze lessenserie werk je stap voor stap naar je elevator pitch toe. Je hoeft alleen de slides maar te volgen. 

De theorie (over de begrippen) die je nodig hebt, wordt steeds uitgelegd. 

Na de uitleg van de begrippen volgen de opdrachten. De antwoorden op de opdrachten, heb je nodig voor je pitch.





Slide 6 - Tekstslide

Vooruitblik

Aan het einde van deze les weet je ...

... wie de hoofdpersoon in jouw boek is en wie de bijpersonen zijn.
... wat de relaties tussen deze personages zijn.
... hoe de titel van jouw boek bij het boek past.
... wat het thema/de thema's van jouw boek zijn.


Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag!
Daar gaan we! 
Tijd om aan de slag te gaan.
Log in bij LU. 
Ga naar Elevator Pitch - les 1 - vanaf slide 9

Slide 8 - Tekstslide

Begrip: titelverklaring
Het eerste begrip waarmee je aan de slag gaat, is de titelverklaring.

Op de volgende slide volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.
Tot slot volgt de opdracht.

Slide 9 - Tekstslide

Titelverklaring 

De titel verklaren Uitleggen hoe de titel bij het boek past.

Letterlijk/figuurlijk Een titel kun je letterlijke en/of figuurlijk uitleggen. 

Thema, persoon, plaats, gebeurtenis De titel heeft vaak iets met het thema (onderwerp van het boek) te maken. De titel kan ook naar een persoon, plaats of gebeurtenis uit het boek wijzen.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: Titelverklaring Wonder

De titelverklaring van Wonder:

Het boek heet Wonder omdat de moeder van August hem ervaart als een Wonder. Ze vindt hem mooi zoals hij is en houdt van hem zoals hij is. 

Slide 11 - Tekstslide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over de titel van jouw boek.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit hoe de titel van jouw boek bij jouw boek past.

Slide 13 - Open vraag

Begrip: personages

Het volgende begrip is: personages.
Eerst volgt weer de uitleg, dan een voorbeeld bij Wonder en daarna de opdrachten.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld: personages Wonder

Naast August spelen zijn ouders en zus een belangrijke rol in het verhaal. Zij zijn er altijd voor hem. Hetzelfde geldt voor Summer, het meisje dat August leert kennen op school. 

Verder is er nog een aantal pesters in het verhaal, die allerlei gemene streken uithalen.

Slide 18 - Tekstslide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een aantal vragen over de personages in jouw boek.

Slide 19 - Tekstslide

Wie is de hoofdpersoon in jouw boek? En wie zijn de bijpersonen?
Beschrijf heel kort hun relatie.

Slide 20 - Open vraag

Begrip: thema

Het volgende begrip is: personages.
Eerst volgt weer de uitleg, dan een voorbeeld bij Wonder en daarna de opdrachten.

Slide 21 - Tekstslide

Thema

Verhalen gaan over een onderwerp. Dat noem je een thema

In één verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.



Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld: thema Wonder


Pesten en vriendschap zijn thema’s die een grote rol spelen in het verhaal. 

Slide 23 - Tekstslide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over het thema van jouw boek.

Slide 24 - Tekstslide

Over welk thema/welke thema's gaat jouw boek?

Slide 25 - Open vraag

Einde van de les!

You did it!

Slide 26 - Tekstslide