11.3 Het Hart
1 / 39
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Sleep de onderstaande woorden in het goede vakje.
Wel in bloedplasma
Niet in bloedplasma
Bloedplaatjes
Opgeloste stoffen
Zuurstof
Eiwitten
Slide 2 - Sleepvraag
Zet de bloedstollende gebeurtenissen in de juiste volgorde!
Wondje in het bloedvat
Stollingsfactoren
Beschadigde
Dekweefsel-
cellen en bloedplaatjes geven stoffen af
cellen en bloedplaatjes geven stoffen af
spieren in de bloedvatwand trekken samen
bloedplaatjes kleven aan het wondje
keten van reacties, fibrogeen wordt fibrine
bloedstolsel
Slide 3 - Sleepvraag
Welke bloedsomloop wordt beschreven? Hart - Slagaders - nieren - Aders - Hart
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop
Slide 4 - Quizvraag
Welke bloedsomloop begint in de rechterharthelft?
A
Grote Bloedsomloop
B
Kleine Bloedsomloop
Slide 5 - Quizvraag
Bij een dubbele bloedsomloop gaat een rode bloedcel van voet naar hersenen, keer door het hart?
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 6 - Quizvraag
Van
Naar
Slagader
Ader
Hart
Hart
Orgaan
Orgaan
Slide 7 - Sleepvraag
Rechterharthelft
Linkerharthelft
Zuurstof rijk bloed
Zuurstof arm bloed
Gaat van hart naar longen
Gaat van hart naar de rest van het lichaam
Slide 8 - Sleepvraag
In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit
Slide 9 - Sleepvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Link
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
linkere kamer
Aorta
Kransslagader
bovenste holle ader
rechter boezem
kransader
linker boezem
longslagader
Slide 24 - Sleepvraag
Welk bloedvat wordt aangegeven met nummer 5
A
aorta
B
holle ader
C
longader
D
longslagader
Slide 25 - Quizvraag
De linkerkamer wordt aangegeven met het cijfer ...
A
3
B
4
C
7
D
8
Slide 26 - Quizvraag
Welke twee bloedvaten zijn beide een holle ader?
A
1 en 2
B
1 en 6
C
1 en 9
Slide 27 - Quizvraag
Philomeen zegt dat hartonderdeel 4 het bloed naar de longslagader pompt.
Heeft Philomeen gelijk?
Heeft Philomeen gelijk?
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quizvraag
halvemaanvormige kleppen
kransslagader
hartkleppen
wand van de aorta
wand van de longslagader
Slide 29 - Sleepvraag
Welk bloedvat wordt aangegeven met nummer 3?
A
aorta
B
de holle ader
C
longader
D
longslagader
Slide 30 - Quizvraag
Naomi zegt dat het bloed vanuit nummer 4 naar de linkerboezem gaat.
Heeft Naomi gelijk?
Heeft Naomi gelijk?
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quizvraag
Welke hartkamer heeft de meest gespierde wand?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem
Slide 32 - Quizvraag
Op een bepaald moment wordt de bloeddruk gemeten in de longslagader en in de aorta.
Is de bloeddruk in de longslagader hoger of lager dan in de aorta? Of is de bloeddruk in beide bloedvaten even hoog?
Is de bloeddruk in de longslagader hoger of lager dan in de aorta? Of is de bloeddruk in beide bloedvaten even hoog?
A
De bloeddruk in de longslagader is hoger dan in de aorta.
B
De bloeddruk in de longslagader is lager dan in de aorta.
C
De bloeddruk in de longslagader is even hoog als in de aorta
Slide 33 - Quizvraag
Tijdens de systole trekken de kamers zich samen en tijdens de diastole ontspannen ze zich. Er zijn verschillende kleppen met letters aangegeven.
Welke kleppen zijn tijdens de diastole van de kamers gesloten?
Welke kleppen zijn tijdens de diastole van de kamers gesloten?
A
de kleppen P en Q
B
de kleppen P en S
C
de kleppen Q en R
D
de kleppen R en S
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor systole?
A
Samenknijpen
B
Ontspannen
C
Slagaderverkalking
D
Hartinfarct
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de systolische (boven) druk?
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase
