Lezen - Verbanden & signaalwoorden

Lezen
Verbanden & signaalwoorden

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Laptop in tas

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen
Verbanden & signaalwoorden

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Laptop in tas

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Uitleg over signaalwoorden & verbanden;

  • Z.s.


Slide 2 - Tekstslide

De vorige les:
Vakantie

Slide 3 - Tekstslide

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
  • Kan je veel voorkomende tekstverbanden & signaalwoorden herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Signalen
  • In het Nederlands hebben wij ook signalen. Deze noemen wij signaalwoorden.

  • Signaalwoorden laten je weten dat je met een verband te maken hebt.

  • Ze helpen je een tekst gemakkelijker te begrijpen.

Slide 10 - Tekstslide

Signaal
  • Stel je voor, je hebt koorts, bent verkouden, vermoeid en ligt de hele dag in bed. Dit zijn ook signalen.
  • Ze vertellen dus dat je ziek bent en koorts hebt.
  • Het verband is dus dat je de griep hebt.

Slide 11 - Tekstslide

Opsomming
  • Je komt in een tekst de volgende woorden tegen: Eerst, ten eerste, ten tweede, ten slotte, om te beginnen, daarna, tevens, vervolgens etc.
  • Je weet dan dat je te maken hebt met een opsomming.

Slide 12 - Tekstslide

Tegenstelling
  • Je komt in een tekst de volgende woorden tegen: maar, echter, toch, hoewel, daarentegen. 
  • Je weet dat je dan te maken hebt met een tegenstelling.
  • Een ander woord voor tegenstelling is tegenovergestelde.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Je komt in een tekst de volgende woorden tegen: Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere.

  • Je weet dat je dan te maken hebt met een voorbeeld.

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Het goede nieuws is, dat je verbanden en signaalwoorden kan onthouden.

  • Het slechte nieuws is dat je hiervoor moet leren. Het gaat dus niet vanzelf. 

  • Als je deze woorden eenmaal hebt geleerd, dan vergeet je ze niet snel.

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoorden
Dit onderdeel komt gegarandeerd terug op je examen!! 

Vrijdag krijg je uitleg hoe je deze woorden het beste kan leren.

Slide 16 - Tekstslide

Kader

Aan de slag met:
  • H2, Lezen: opdr. 1

Hoe? Per boek

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:
  • H2, Lezen: alle opdr. 2/4

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Kader

Aan de slag met:
  • H2, Lezen: opdr. 1 (blz. 53)

Hoe? Per boek

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:
  • H2, Lezen: alle opdr. 2/3/4

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Je kan nu:

Signaalwoorden & verbanden herkennen

Het nut van signaalwoorden benoemen.

Op schaal van één tot vijf, hoe goed denk jij het leerdoel te hebben behaald. Eén betekent helemaal niet. Bij vijf beheers je de leerstof perfect!

Slide 19 - Tekstslide

Na vandaag:
  • Kan jij één ding benoemen, die je nog niet wist, maar vandaag hebt geleerd?

Slide 20 - Tekstslide

De volgende les:
Uitleg over signaalwoorden en hoe je deze kan leren.

Slide 21 - Tekstslide