1. Doe precies wat de opdracht vraagt.
2. Schrijf zonder taalfouten, anders struikelt je lezer.
3. Zet in elk woord de letters op de goede plek.
4. Een tekst mag niet uit losse stukjes bestaan, gebruik daarom verbindingswoorden.
5. Pas de woorden aan de lezer(s) en de situatie aan:
u / jij, vriendelijke groet / liefs, formeel / informeel