Voorbereiding examen schrijven

NT2 schrijven 1F en 2F:
Lesdoel:
Je kent vijf tips om je te helpen bij je schrijfexamen.
Je kunt een opdracht goed lezen en starten met een tekst.
Je schrijft samen met een klasgenoot een alinea met de tips in gedachten.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

NT2 schrijven 1F en 2F:
Lesdoel:
Je kent vijf tips om je te helpen bij je schrijfexamen.
Je kunt een opdracht goed lezen en starten met een tekst.
Je schrijft samen met een klasgenoot een alinea met de tips in gedachten.

Slide 1 - Tekstslide


Slide 2 - Open vraag

Vijf tips
1. Doe precies wat de opdracht vraagt.
2. Schrijf zonder taalfouten, anders struikelt je lezer.
3. Zet in elk woord de letters op de goede plek.
4. Een tekst mag niet uit losse stukjes bestaan, gebruik daarom verbindingswoorden.
5. Pas de woorden aan de lezer(s) en de situatie aan:
     u / jij, vriendelijke groet / liefs, formeel / informeel

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Je vriendin Anna wil met een paar vriendinnen een leuke film bekijken. Ze heeft jou gevraagd of jij een leuke tip voor haar hebt.
Je schrijft een e-mail waarin je haar een film aanraadt.
Kies een film die je zelf mooi, spannend, leuk, of ontroerend vindt. Beschrijf waar de film over gaat, maar vertel het einde niet. Geef jouw mening over de film en geef twee argumenten.

Slide 4 - Tekstslide

Lieve Anna,
......
[Wat is jouw eerste zin?]

Slide 5 - Open vraag

Kies een zin uit.
Schrijf één alinea samen met een klasgenoot.

Slide 6 - Open vraag

Pak je laptop
Er staat een toets voor je klaar.

Schrijven op 1F
of
Schrijven op 2F

Slide 7 - Tekstslide

Hoe zie je dat een tekst een artikel is?

Slide 8 - Woordweb

Hoe zie je dat een tekst een instructie is?

Slide 9 - Woordweb

Formulier

Slide 10 - Tekstslide

Wat is burgerlijke staat?
A
nationaliteit
B
gehuwd, ongehuwd, gescheiden, etc.
C
meerderjarig of minderjarig
D
BSN-nummer

Slide 11 - Quizvraag

Geef voorbeelden van eigenschappen en kwaliteiten.

Slide 12 - Open vraag

Wat vul je in als het formulier vraagt naam:
A
je voornaam
B
je voorletters
C
je roepnaam
D
je achternaam

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een functie?
A
horecamedewerker
B
serveren
C
goed samenwerken
D
klantvriendelijk

Slide 14 - Quizvraag

Wat vul je in bij referentie?
A
de naam van je ouders
B
een vorige werkgever
C
iemand die iets positiefs over je kan zeggen
D
de naam van een collega

Slide 15 - Quizvraag

Wat vul je in bij de ondertekening van het formulier na het woord: TE
A
de datum
B
je naam
C
de plaats (stad/dorp)
D
je handtekening

Slide 16 - Quizvraag

Welk adres is goed geschreven?
A
wildstraat 1 5042 wz Tilburg
B
Wildstraat 1 5042 WZ Tilburg
C
Wildstraat 1 5042 Tilburg
D
wildstraat 5042 wz Tilburg

Slide 17 - Quizvraag

zakelijke 
brief

Slide 18 - Tekstslide

Sleep de onderdelen van de brief in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
8
Adresgegevens van de geadresseerde.
Adresgegevens van de schrijver
Plaats, datum
Aanhef
Inleiding
Middenstuk/kern
Slot
Slotformule / naam

Slide 19 - Sleepvraag

Welke aanhef is goed?
A
Geachte mevrouw Carla van Huizen,
B
Geachte mevrouw van Huizen,
C
Geachte mevrouw Van Huizen,
D
Geachte mevrouw C. van Huizen,

Slide 20 - Quizvraag

Welke datum is goed geschreven?
A
Tilburg, 23.03.2021
B
Tilburg, 23 Maart 2021
C
Tilburg, 23 maart 2021
D
Tilburg 23 maart 2021

Slide 21 - Quizvraag

Welke uitspraak is goed?
A
Een zakelijke mail schrijf je in formele taal.
B
Een persoonlijke mail schrijf je in formele taal.
C
Een zakelijke mail schrijf je in informele taal.
D
Een persoonlijke mail is hetzelfde als een zakelijke mail.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een goede slotgroet in een zakelijke brief of mail?
A
Met vriendelijke groetjes,
B
Groetjes,
C
Doei,
D
Met vriendelijke groet,

Slide 23 - Quizvraag

Wat onthoud je van deze les?

Slide 24 - Open vraag