Thema A: Mens en dier: Fictie en werkelijkheid (opdracht 1 t/m 3 online) les 4

Welkom bij Nederlands!
 
Verbanden leggen tussen 
fictie en werkelijkheid

leg klaar: leesboek, laptop (dicht)
schrift en pen.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
 
Verbanden leggen tussen 
fictie en werkelijkheid

leg klaar: leesboek, laptop (dicht)
schrift en pen.

Slide 1 - Tekstslide

Les : Wat gaan we vandaag doen?
lezen

 Thema A: Mens en Dier

  1. Theorie fictie en non-fictie
  2. Online werken aan Thema A opdrachten paragraaf 1 en paragraaf 2.


Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? meld bij mij! 
timer
15:00:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les:

  • kun je het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie
  • kun je verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid

Slide 4 - Tekstslide

Non-fictie en fictie
Non-fictie: Teksten waarin de schrijver je bijvoorbeeld informatie geeft over een bepaald onderwerp, je wil overtuigen van zijn mening of je wil uitleggen hoe je iets moet doen. 

Fictie: Verhalen die de schrijver heeft verzonnen. Het doel van fictie is amuseren: de schrijver wil dat jij zijn verhaal met plezier leest, bijvoorbeeld omdat je het spannend, zielig of aangrijpend vindt. 

Slide 5 - Tekstslide

Fictie
Fantasieverhaal: Een verhaal over dingen die in het echt helemaal niet kunnen gebeuren, is een fantasieverhaal. 
Bijvoorbeeld: Harry Potter. 

Realistisch: Verhalen waarin dingen gebeuren die heel goed ook in het echt zouden kunnen gebeuren, noem je realistisch.

Slide 6 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?

Slide 7 - Tekstslide

Aan het werk: Thema A Mens en dier
timer
20:00
Opdracht: 
Maak daarna zelfstandig opdracht 
1 t/m 4 af van thema A paragraaf 2 online. 

Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
hand opsteken
2. Docent
(de eerste 5 minuten help ik niet)
Je krijgt 
20 minuten de tijd
Opdracht: Maak eerst paragraaf 1 opdracht 1 (8 minuten). 
Let op: iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Klaar?
Lezen of verder met de paragraaf fictie, non-fictie
timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

Samen aan de slag
Opdracht 5 
Thema A, paragraaf 2 (online) 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les


Geen huiswerk

Slide 11 - Tekstslide

Afsluiting 
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie √
  • kun je verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid √

Slide 12 - Tekstslide