Leestekens


                                          Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


                                          Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord: 7 hoofdletters
's Morgens heb ik les op het ROC in Den Helder van Marjolein.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
1. Aan het begin van de zin.
2. Bij namen. (Namen van personen, aardrijkskundige plaatsen, bedrijven, merken, boeken, films, wetten, talen, feestdagen en historische gebeurtenissen)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord
Ook namen
Van mensen: Obada, Mayling, Stasya, januari
Van plaatsen/landen: Rotterdam, Thailand, Polen

Deze woorden zijn niet met 'de' of 'het', maar het zijn wel zelfstandige naamwoorden. Ze beginnen altijd met een hoofdletter!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Korte opdracht: lees de volgende tekst

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hallo hoe gaat het met je met mij gaat het goed we hebben elkaar al een tijdje niet gezien dus zullen we dit weekend afspreken zaterdagmiddag kan ik wel groetjes

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging dat?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hallo, hoe gaat het met je? Met mij gaat het goed. We hebben elkaar al een tijdje niet gezien, dus zullen we dit weekend afspreken? Zaterdagmiddag kan ik wel. Groetjes!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke leestekens ken je?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens
Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.
Er zijn veel verschillende leestekens.
Op niveau 1 (1F) hoef je nog niet alle leestekens te gebruiken.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens op 1F
Bij de entreeopleiding krijg je examens op niveau 1F.
Hier moet je 3 leestekens kennen en goed gebruiken. 
---------------->
En vergeet de hoofdletters niet!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
1. Aan het begin van de zin.
2. Bij namen. (Namen van personen, aardrijkskundige plaatsen, bedrijven, merken, boeken, films, wetten, talen, feestdagen en historische gebeurtenissen)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de zin goed op:
elke donderdag eet ik samen met mijn familie

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de zin goed op:
wie nodigt zij uit voor haar verjaardag

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de zin goed op:
jordy en ahmad kennen elkaar van de voetbalclub

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zet je een komma?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De komma ,,,,,,,,,,,,,,,,,,

Een komma is een rustpunt in de zin, vaak een korte pauze bij hardop lezen. 

  

  

  
 
  

  

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt een komma
Tussen bijvoeglijke naamwoorden die bij het volgende zelfstandige naamwoord horen:   

Er staat een mooie, glimmende auto in de straat. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt een komma
In een opsomming (maar niet voor het woordje 'en'):   

Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt een komma
Tussen twee persoonsvormen in samengestelde zinnen:  

1. Als je hier de hoek om gaat, kom je bij de bushalte.  

2. Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt een komma
Achter een briefaanhef:   

Beste Thijs,  

Geachte heer/mevrouw,

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt een komma
Rondom een bijzin of toevoeging die iets meer vertelt over het zojuist genoemde:  

1. Nick en Simon, een populair duo uit Volendam, hebben een nieuwe cd.  
2. De benzineprijs, die al vier keer verhoogd is, jaagt de mensen de auto uit.  
 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen


  • Je weet dat hele zinnen beginnen met een hoofdletter.
  • Je kent de regels voor hoofdletters in eigennamen en aardrijkskundige namen.
  • Je kunt de regels toepassen.

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen:
• Je weet dat hele zinnen beginnen met een hoofdletter.
• Je kent de regels voor hoofdletters in eigennamen en aardrijkskundige namen.
• Je kunt de regels toepassen in eenvoudige situaties.
Even  nadenken
Wat heb je geleerd?

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Welke vragen wil je nog stellen?