Koppelteken

Het koppelteken
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het koppelteken

Slide 1 - Tekstslide

Klinkerbotsing
Aardrijkskundige namen
Afkortingen
Noem een woord met een koppelteken 
en zet het in de juiste rij!

Slide 2 - Tekstslide

De persoon - op school- houdt toezicht

Slide 3 - Tekstslide

De paddenstoel - wit - eetbaar

Slide 4 - Tekstslide

De stoelen - de tafels - de kasten

Slide 5 - Tekstslide

Het bezit - de tas - van Elsa

Slide 6 - Tekstslide

De plek - de treinen - aankomst en vertrek

Slide 7 - Tekstslide

Het beroep - opgraven - 
oude voorwerpen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

verleden tijd
tegenwoordige tijd
voltooide tijd
Ik tut me op.

Slide 11 - Sleepvraag

verleden tijd
tegenwoordige tijd
voltooide tijd
Hij ontwierp.

Slide 12 - Sleepvraag

verleden tijd
tegenwoordige tijd
voltooide tijd
De juf heeft beantwoord.

Slide 13 - Sleepvraag

verleden tijd
tegenwoordige tijd
voltooide tijd
De kaarsen doven.

Slide 14 - Sleepvraag

verleden tijd
tegenwoordige tijd
voltooide tijd
Heb jij verboden? 

Slide 15 - Sleepvraag

Oefendictee 
(woorden)

1.

2.

3.

Slide 16 - Tekstslide

1. de cyclus

Slide 17 - Tekstslide

2. het vetpercentage

Slide 18 - Tekstslide

3. het zoutreservoir

Slide 19 - Tekstslide

Oefendictee 
(zinnen)

1.

2.

3.

Slide 20 - Tekstslide

1. Ze hebben geleefd.

Slide 21 - Tekstslide

2. De haring zwemt elk jaar dezelfde route al zoekend naar eten.

Slide 22 - Tekstslide

3. De visboer laat ons op vlaggetjesdag de eerste jonge harinkjes van het seizoen proeven. 

Slide 23 - Tekstslide

Benoem de zinsdelen.
2. De haring zwemt elk jaar dezelfde route al zoekend naar eten.

Persoonsvorm:

Onderwerp:

Welk zinsdeel is dezelfde route?

Noem de bepaling van tijd.


Slide 24 - Tekstslide

Benoem de zinsdelen.
3. De visboer laat ons op vlaggetjesdag de eerste jonge harinkjes van het seizoen proeven. 


Welk zinsdeel is laat?

Benoem het werkwoordelijk gezegde.

Welk zinsdeel is de visboer?

Noem de bepaling van tijd & het meewerkend voorwerp.


Slide 25 - Tekstslide

Werkboek

Slide 26 - Tekstslide