VWO: Je kunt het verschil tussen de 2 soorten onderzoek beschrijven
Je kunt 3 manieren noemen die ervoor zorgen dat een experiment zo goed mogelijk wordt uitgevoerd
Je kunt uitleggen wat je in een discussie beschrijft
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
B6 Onderzoek doen
Zitten volgens de plattegrond
Spullen op tafel
Boek, werkboek, schrift, Ipad
SO wordt uitgedeeld
timer
2:00
Kennen/Kunnen
VWO: Je kunt het verschil tussen de 2 soorten onderzoek beschrijven
Je kunt 3 manieren noemen die ervoor zorgen dat een experiment zo goed mogelijk wordt uitgevoerd
Je kunt uitleggen wat je in een discussie beschrijft
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Kort herhalen door bekijken van het SO
Welke soorten onderzoek?
Hoe zet je een onderzoek op?
Tijd voor zelfstandig werken en huiswerk
Afsluiten met flitskaarten en Test Jezelf
Slide 2 - Tekstslide
Er wordt een experiment uitgevoerd door Cas. Op een bepaald moment zegt hij: Ik verwacht dat de planten met cola het snelst groeien, omdat cola veel suiker bevat. Welk deel van zijn verslag zou dit zijn?
A
Onderzoeksvraag
B
Hypothese
C
Werkwijze
D
Conclusie
Slide 3 - Quizvraag
Er wordt een experiment uitgevoerd door Cas. Op een bepaald moment zegt hij: De planten met cola groeien in de eerste 2 dagen sneller dan de planten met water. Welk deel van zijn verslag zou dit zijn?
A
Benodigdheden
B
Resultaten
C
Werkwijze
D
Conclusie
Slide 4 - Quizvraag
Beschrijvend onderzoek:
Informatie lezen
Mensen bevragen
Vraag > onderzoek > conclusie
Experimenteel onderzoek:
Experiment uitvoeren
Vraag > hypothese > experiment > conclusie
Soorten onderzoek
Hoe kun je een tomaat gezonder maken?
Welk deel van de kinderen heeft overgewicht?
Hoe zijn de taken verdeelt binnen een groep mieren?
Nemen planten water op als het nacht is?
Worden mensen sneller wakker van rood licht?
Groeit een plant sneller door muziek?
Slide 5 - Tekstslide
Een onderzoek uitvoeren
Maak een werkplan
Bedenk hoe je het best resultaten kunt verkrijgen
Let op de volgende 5 dingen:
Slide 6 - Tekstslide
Voldoende organismen
Liever een experiment met 50 planten dan met 2
Meer is beter!
Waarom?
Slide 7 - Tekstslide
De factor
Factor is de invloed die je onderzoekt
Welke facor in onderstaande voorbeelden onderzoek je?
Worden mensen vroeger wakker als het eerder licht wordt?
Wordt een hond sneller als je hem alleen kippenvlees voert?
Groeit een plant sneller door muziek?
Kunnen leerlingen zich beter concentreren in een ruimte met blauw licht?
Slide 8 - Tekstslide
Proefgroep en controlegroep
Je kunt deze groepen vergelijken:
Proefgroep: Stel je bloot aan de factor die je onderzoekt
Controlegroep: Stel je bloot aan de normale factoren
Slide 9 - Tekstslide
Maximaal 1 factor verschil
Bij de proefgroep laat je alle factoren normaal, behalve 1
Dit is de factor die je wil onderzoeken
Alle overige omstandigheden moeten dus gelijk
Waarom maar 1 factor verschil?
Slide 10 - Tekstslide
Meetfouten
Tijdens een onderzoek kan er van alles fout gaan:
De organismen zijn ziek geworden of kiemden niet
Het weer was slechter dan verwacht
Je hebt foutjes gemaakt bij het starten van het experiment
Je hebt het experiment niet helemaal uitgevoerd zoals zou moeten
Je hebt niet alle gegevens precies bijgehouden
Je hebt per ongeluk proefgroep en controlegroep met elkaar vermengd
etc.
> Discussie
Slide 11 - Tekstslide
Wat gaat hier fout: Sami voert een onderzoek uit met 40 planten. Hij onderzoekt of sinas invloed heeft op het groeien van de planten. Hiervoor geeft hij alle planten 3x per week sinas. Hij meet om de 2 dagen van elke plant wat de lengte ervan is.
A
Voldoende organismen
B
Maximaal 1 factor
C
Proefgroep/Controlegroep
D
Meetfouten
Slide 12 - Quizvraag
Wat gaat hier fout: Louise voert een onderzoek uit met 40 leerlingen. Ze wil de invloed van geluid en licht onderzoeken op de concentratie. Ze deelt ze in in 4 groepen. Groep 1 krijgt de normale situatie, groep 2 met muziek, groep 3 met meer licht, groep 4 met muziek en meer licht. Ze laat alle leerlingen een toets maken en kijkt hoe goed iedereen deze toets heeft gemaakt om te bepalen hoe de concentratie was.
A
Voldoende organismen
B
Maximaal 1 factor
C
Proefgroep/Controlegroep
D
Meetfouten
Slide 13 - Quizvraag
Ga aan de slag met:
- Lezen B6
- Maken Opdrachten (zie studiewijzer)
Klaar met het bovenstaande?
- Oefen flitskaarten
- Maak Test Jezelf
- Oefen op
www.biologiepagina.nl
Zf = Werken met fluisteren
Je hoeft geen vinger op te steken
Vragen : de docent komt langs
Je fluistert alleen met de persoon naast je
Je blijft op je plek
Slide 14 - Tekstslide
Afsluiting
Je kunt het verschil tussen de 2 soorten onderzoek beschrijven
Je kunt 3 manieren noemen die ervoor zorgen dat een experiment zo goed mogelijk wordt uitgevoerd
Je kunt uitleggen wat je in een discussie beschrijft