5 onr ww havo 3

AVOIR ETRE FAIRE ALLER 
we gaan de 5 onregelmatige werkwoorden oefenen in de présent en passé composé
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

AVOIR ETRE FAIRE ALLER 
we gaan de 5 onregelmatige werkwoorden oefenen in de présent en passé composé

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Passé composé
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé 

Slide 3 - Tekstslide

Passé Composé

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Passé composé
Zet de volgende werkwoorden
in de passé composé.
1. je
avoir
2. tu
aimer
3. il
être
4. elle
faire
5. nous
être
6. vous
visiter
7. ils
préférer
8. elles
détester
timer
8:00

Slide 6 - Tekstslide

vertaal: zij zijn

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

vertaal: ik maak

Slide 11 - Open vraag

vertaal: hij heeft

Slide 12 - Open vraag

vertaal: u bent

Slide 13 - Open vraag

vertaal: wij zijn

Slide 14 - Open vraag

vertaal: ik heb gehad

Slide 15 - Open vraag

geef de ik-vorm in de Passé Composé van être

Slide 16 - Open vraag

vertaal: hij is geweest

Slide 17 - Open vraag

vertaal: wij zijn gegaan

Slide 18 - Open vraag

vertaal: ik heb gedaan

Slide 19 - Open vraag

avoir
être
faire
aller
prendre
ils prennent
ils vont
ils sont
ils font
ils ont

Slide 20 - Sleepvraag

noteer de vormen van être

Slide 21 - Woordweb

noteer de vormen van faire

Slide 22 - Woordweb

noteer de vormen van aller

Slide 23 - Woordweb

welke vorm van avoir is fout?
A
j'ai
B
il as
C
ils ont
D
nous avons

Slide 24 - Quizvraag

welke vertaling is goed? zij hebben =
A
ils ont
B
ils sont
C
ils vont
D
ils font

Slide 25 - Quizvraag

welke vertaling is goed? zij zijn =
A
ils ont
B
ils sont
C
ils vont
D
ils font

Slide 26 - Quizvraag

jij hebt gehad
jij hebt genomen
jij bent gegaan
jij hebt gedaan
jij bent geweest
tu as eu
tu as été
tu as pris
tu as fait
tu es allé

Slide 27 - Sleepvraag

ik ga
ik heb
ik ben
ik maak
ik neem
je prends
je vais
je fais
j'ai
je suis

Slide 28 - Sleepvraag

goed of fout? ik ben geweest = je suis été
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

goed of fout? nous sommes = wij hebben
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

goed of fout? zij hebben = ils ont
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

goed of fout? het hulpww in de PC bij être is 'avoir'
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

goed of fout? wij doen = nous faisons
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

goed of fout? zij hebben = ils vont
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

schrijf zoveel mogelijk vormen op van ALLER

Slide 35 - Woordweb

Noteer zoveel mogelijk vormen van FAIRE

Slide 36 - Woordweb

Merci!

Slide 37 - Tekstslide