Haben, sein, werden

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 21 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was wir heute machen werden:
  • Lidwoorden, persoonlijke voornaamwoorden en het zelfstandignaamwoord.
  • werkwoorden haben, sein und werden  

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de Duitse lidwoorden?

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn de duitse persoonlijke voornaamwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Wat is in deze zin het zelfstandignaamwoord?
Sabine kommt jeden Abend um sieben Uhr von der Arbeit nach Hause.

Slide 5 - Open vraag

Wat is in deze zin het zelfstandignaamwoord?
Der Taxifahrer hat die Familie nach Hause gefahren.

Slide 6 - Open vraag

De werkwoorden haben und sein
De werkwoorden haben en sein behoren, net als in het Nederlands, tot de onregelmatige werkwoorden.
Hoewel de uitgangen bij haben hetzelfde zijn, zoals bij de regelmatige werkwoorden, vervalt bij du en er/sie/es de laatste letter van de stam.
Het werkwoord sein is in zijn geheel onregelmatig en zal daarom uit het hoofd geleerd moeten worden.

Slide 7 - Tekstslide

Het werkwoord "haben"
ich
ik
du
jij
er/sie/es
hij/zij/het
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij
Sie
u

Slide 8 - Tekstslide

het werkwoord "haben" o.t.t.
ich
habe
du
hast
er/sie/es
hat
wir
haben
ihr
habt
sie
haben
Sie
haben

Slide 9 - Tekstslide

werkwoord "haben" o.v.t.
ich
hatte
du
hattest
er/sie/es
hatte
wir
hatten
ihr
hattet
sie
hatten
Sie
hatten

Slide 10 - Tekstslide

het werkwoord "sein" o.t.t.
ich
bin
du
bist
er/sie/es
ist
wir
sind
ihr
seid
sie
sind
Sie
sind

Slide 11 - Tekstslide

werkwoord "sein" o.v.t.
ich
war
du
warst
er/sie/es
war
wir
waren
ihr
wart
sie
waren
Sie
waren

Slide 12 - Tekstslide

Het werkwoord "werden"
Het werkwoord werden heeft in het Nederlands twee betekenissen: worden en zullen.
Julia wird am Samstag 14 Jahre alt. (worden)
Ich werde zur Geburtstagsparty kommen. (zullen)

Slide 13 - Tekstslide

het werkwoord "werden" o.t.t.
ich
werde
du
wirst
er/sie/es
wird
wir
werden
ihr
werdet
sie
werden
Sie
werden

Slide 14 - Tekstslide

werkwoord "werden" (worden) o.v.t.
ich
wurde
du
wurdest
er/sie/es
wurde
wir
wurden
ihr
wurdet
sie
wurden
Sie
wurden

Slide 15 - Tekstslide

werkwoord "werden" (zullen) o.v.t.
ich
würde (ik zou)
du
würdest (jij zou)
er/sie/es
würde (hij/zij/het zou)
wir
würden (wij zouden)
ihr
würdet (jullie zouden)
sie
würden (zij zouden)
Sie
würden ( u zou)

Slide 16 - Tekstslide

Aufgabe (opdracht)
  • Arbeitsblättern: haben, sein und werden ausfüllen (stehen in Teams --> opdrachten)

Slide 17 - Tekstslide

Fragen? (Vragen?)

Slide 18 - Tekstslide