3GR week 5

3. Achilles 
Lees de tekst op p. 72-74 en beantwoord de volgende vragen: 
1. Welk voorstel doet Achilles aan Agamemnon?
2a. Wat is Agamemnons reactie hierop? 
2b. Wat vind je van zijn reactie? 
3a. Benoem de twee figuren rechts op afb. 1.
b. Wie is de zittende man in het midden? 
c. Welk moment van de ruzie is afgebeeld? Citeer een zin uit het verhaal. 
4. Geef zes eigenschappen van een Homerische held en schrijf erachter of je die goed vindt of niet. 

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

3. Achilles 
Lees de tekst op p. 72-74 en beantwoord de volgende vragen: 
1. Welk voorstel doet Achilles aan Agamemnon?
2a. Wat is Agamemnons reactie hierop? 
2b. Wat vind je van zijn reactie? 
3a. Benoem de twee figuren rechts op afb. 1.
b. Wie is de zittende man in het midden? 
c. Welk moment van de ruzie is afgebeeld? Citeer een zin uit het verhaal. 
4. Geef zes eigenschappen van een Homerische held en schrijf erachter of je die goed vindt of niet. 

Slide 1 - Tekstslide

3. Achilles 
1. Achilles wil dat Agamemnon het meisje aan de priester, haar vader, teruggeeft; wanneer Troje eenmaal verwoest is, dan krijgt Agamemnon alle schade vergoed
2a. Hij stelt voor om de buit van Achilles of Odysseus te nemen, omdat hij als koning een kostbaar en gelijkwaardig geschenk zou moeten krijgen 

Slide 2 - Tekstslide

3. Achilles 
3. a. Rechts staat Achilles die zijn zwaard al half uit de schede getrokken heeft; Athena (uiterst rechts) houdt hem met succes tegen
 b. Agamemnon zit in het midden
 c. ‘Hij had het zwaard al half uit de schede getrokken, toen een krachtige hand hem tegenhield. Die was van de godin Athena. Zij was alleen voor Achilles zichtbaar . . .’

Slide 3 - Tekstslide

Homerische held
4. Eigenschappen:
 - de beste willen zijn/op wedijver gericht/willen uitblinken
 - voortreffelijk in de strijd
 - voortreffelijk in de sport
 - goede lichamelijke conditie
 - mooi (van lichaam)
 - spreekvaardig/goede leider

Slide 4 - Tekstslide

3GR week 5
1. Terugblik regelmatige werkwoorden 
2. Introductie:
-onregelmatig
-deponent 
3. Tekst 10 lezen 

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt onregelmatige en regelmatige werkwoorden splitsen, determineren en vertalen 

Je kunt de imperatief herkennen en vertalen

Slide 6 - Tekstslide

1. terugblik regelmatige ww 
  • λύ-ω
  • λύ-εις
  • λύ-ει
  • λύ-ο-μεν
  • λύ-ε-τε
  • λύ-ου-σι(ν)

Slide 7 - Tekstslide

2. Nieuw: drie zaken
1. imperatief
2. εἶναι
3. deponente werkwoorden 

Slide 8 - Tekstslide

Imperatief= gebiedende wijs 
  • Enkelvoud en meervoud 
  • ε/ετε 
  • λυω=stam op mk, ι/υ
  • ποιεω=stam op ε
  • γελαω= stam op α

Slide 9 - Tekstslide

Imperatief= gebiedende wijs 
  • Enkelvoud en meervoud 
  • ε/ετε 
  • bij λυω: 
  • λῦε: maak los!
  • λύετε: maak(t) los!

Slide 10 - Tekstslide

Imperatief= gebiedende wijs 
  • Enkelvoud en meervoud 
  • ε/ετε 
  • bij ποιεω:
  • ποίει: maak!/doe!
  • ποιεῖτε: maak(t)/doe(t)!
  • NB let op verschil met ποιεῖ en ποιεῖτε

Slide 11 - Tekstslide

Imperatief= gebiedende wijs 
  • Enkelvoud en meervoud 
  • ε/ετε 
  • bij γελάω:
  • γέλα lach!
  • γελᾶτε lach! (let op overeenkomst met γελᾶτε jullie lachen)

Slide 12 - Tekstslide

De ontkenning bij de imperatief
οὐ maar μή: Μὴ τοῦτο ποίει! 

Slide 13 - Tekstslide

2. εἶναι (esse)
  • εἰμί ik ben
  • εἶ jij bent
  • ἐστί(ν) h/z/h/er is
  • ἐσμέν wij zijn
  • ἐστέ jullie zijn                                      (!)
  • εἰσί(ν) zij zijn
  • ἴσθι wees!, jij moet zijn!
  • ἔστε wees!, jullie moeten zijn!     (!)


Slide 14 - Tekstslide

3. Deponente werkwoorden 
ander soort uitgang (passief!!), maar actieve betekenis 

stam+ uitgang 

Slide 15 - Tekstslide

δύνα-σθαι kunnen
  • δύνα-μαι       ik kan
  • δύνα-σαι       jij kunt
  • δύνα-ται        hij kan
  • δυνά-μεθα    wij kunnen
  • δύνα-σθε       jullie kunnen
  • δύνα-νται      zij kunnen
  • δύνα-σο         jij moet kunnen!
  • δύνα-σθε       jullie moeten kunnen!


Slide 16 - Tekstslide

WO: Tekst 10 
1.  Herkennen deponente werkwoorden 
2. Herkennen vormen van εἶναι 
3. Imperatieven?
4. Vertalen

Lesdoelen: je kunt werkwoorden herkennen, determineren, splitsen en vertalen. 
Je kunt de cultuurles koppelen aan de gebeurtenissen in de Griekse tekst.

Slide 17 - Tekstslide

Donderdag 
1. Tekst 10 af 
2. Grammatica-oefeningen 

Lesdoel
je kunt werkwoorden herkennen, splitsen, determineren en op correcte wijze vertalen. 

Slide 18 - Tekstslide

Taaloefening 
  1.  Ben je bereid om dit te doen, mijn zoon? 
  2. Niet de mannen zijn niet eerst, maar jij, dappere burger. 
  3. Jij weet niets, laf mens. 
  4. Jullie zijn niet meer angstaanjagend, slechte heersers. 
  5. Meen jij dat wij mooi zijn, geliefde vreemdeling? 
  6. Help de boden niet. 
  7. Jongemannen, lach: want mooie mannen helpen jullie.
  8. Zitten jullie, boden? Zijn jullie niet bereid om te gaan? 
  9. Bemin slechte mannen niet, vrouwen. 

Slide 19 - Tekstslide

Taaloefening
  • 10. Wees verstandig, heersers: want wij kennen jullie fouten. 
  • 11. Jullie kunnen met de handen niet de wilde dieren tegenhouden. 
  • 12.Ik zie het gezicht van mijn moeder zonder tranen. 
  • 13. Alle leiders weten de oorzaak.
  • 14. Vriend, geef geen grote geschenken aan de kinderen. 
  • 15. Wees blij met de namen van de jonge kinderen, burgers.

Slide 20 - Tekstslide