Diagnostische toets Seneca Phaedra

Diagnostische toets
Romeinse tragedie, Seneca - Phaedra
klas 5 Latijn
februari 2021
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Diagnostische toets
Romeinse tragedie, Seneca - Phaedra
klas 5 Latijn
februari 2021

Slide 1 - Tekstslide

Disclaimer
Tijdens deze toets kan je na het maken van een opgave niet terug 
                  - even een vraag skippen en later terugkeren is dus niet mogelijk
Gebruik van het woordenboek mag 
                  - al heb je weinig tijd voor de vragen
Het gebruik van de kale tekst is sterk aangeraden
                  - je zal citeervragen tegenkomen

--> verdere hulpmiddelen laat je links liggen: deze toets is bedoeld om te kijken hoe ver jíj bent

Slide 2 - Tekstslide

Tragedie is een poëtisch genre bij:
A
de Grieken
B
Seneca
C
allebei
D
geen van beiden

Slide 3 - Quizvraag

"Furor" is een belangrijk thema in de tragedies van:
A
de Grieken
B
Seneca
C
allebei
D
geen van beiden

Slide 4 - Quizvraag

Wie is geen Romeinse tragedieschrijver?
A
Plutarchus
B
Pacuvius
C
Ennius
D
Accius

Slide 5 - Quizvraag

Seneca werd verbannen door ..1.. en teruggehaald om ..2.. op te voeden.
A
Agrippina II, Caligula
B
Claudius, Nero
C
Claudius, Caligula
D
Messalina, Nero

Slide 6 - Quizvraag

Noteer twee (van de drie) fundamentele verschillen tussen Griekse tragedies en de tragedies van Seneca.

Slide 7 - Open vraag

sleep de juiste namen naar de stamboom - er blijven 4 namen over
Neptunus
Helios
Jupiter
Aethra
Medea
Ariadne
Pasiphaë
Antiope

Slide 8 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding voor de volgende vraag

Slide 9 - Tekstslide

Welk moment uit de Theseus-mythes is hier afgebeeld?

Slide 10 - Open vraag

v. 159 - 164
Sed ut secundus numinum abscondat favor
coitus nefandos utque contingat stupro                                   160
negata magnis sceleribus semper fides:
quid poena praesens, conscius mentis pavor
animusque culpa plenus et semet timens?
Scelus aliqua tutum, nulla securum tulit.

Slide 11 - Tekstslide

v. 159 - 161: Welk voorbeeld van 'magnis sceleribus' wordt er in deze zelfde regels genoemd? Citeer de Latijnse woorden.

Slide 12 - Open vraag

v. 164: Scelus aliqua tutum, nulla securum tulit.
Leg uit in het Nederlands wat in deze sententia het inhoudelijke verschil is tussen 'tutum' en 'securum'.

Slide 13 - Open vraag

v. 165 - 170
Compesce amoris impii flammas, precor,                               165
nefasque quod non ulla tellus barbara
commisit umquam, non vagi campis Getae
nec inhospitalis Taurus aut sparsus Scythes;
expelle facinus mente castifica horridum
memorque matris metue concubitus novos.                         170


Slide 14 - Tekstslide

v. 166-167: "nefasque quod non ulla tellus barbara comisit umquam"
Op welke manier wordt dit als argument gebruikt Phaedra ervan te overtuigen de 'nefas' niet te begaan?

Slide 15 - Open vraag

v. 170: "memorque matris metue concubitos novos."
'novos' kan eufemistisch worden opgevat. Licht dit toe. - hoe wordt 'novos' eigen bedoeld?

Slide 16 - Open vraag

v. 170: "memorque matris metue concubitos novos."
Waar denkt de voedster specifiek aan bij ‘memor matris’? En waarom dient dit ter waarschuwing voor een eventuele relatie met Hippolytus?

Slide 17 - Open vraag

v. 218-225
PHAE. Amoris in me maximum regnum reor
reditusque nullos metuo: non umquam amplius
convexa tetigit supera qui mersus semel                                                          220
adiit silentem nocte perpetua domum.
NUT. Ne crede Diti. Clauserit regnum licet
canisque diras Stygius observet fores:
solus negatas invenit Theseus vias.
PHAE. Veniam ille amori forsitan nostro dabit.                                                225

Slide 18 - Tekstslide

v. 218-221. Leg uit hoe de woordplaatsing in deze regels de overtuiging van Phaedra benadrukt.

Slide 19 - Open vraag

v. 222-224. De voedster heeft hier de stem van de rede. Geef in eigen woorden haar argument tegen Phaedra's furor weer.

Slide 20 - Open vraag

v. 222 ne crede Diti. Diti kan opgevat worden als een metonymia waarmee de plaats bedoeld wordt. Op welke woordgroep uit het voorgaande grijpt Diti dan terug?

Slide 21 - Open vraag

Wie wordt er bedoeld met 'ille' (v.225)?
A
Jupiter
B
Dis
C
Theseus
D
Hippolytus

Slide 22 - Quizvraag

v. 228-235
Sed posse flecti coniugem iratum puta:
quis huius animum flectet intractabilem?
Exosus omne feminae nomen fugit,                                                        230
immitis annos caelibi vitae dicat,
conubia vitat: genus Amazonium scias.
PHAE.       Hunc in nivosi collis haerentem iugis,
et aspera agili saxa calcantem pede
sequi per alta nemora, per montes placet.                                           235


Slide 23 - Tekstslide

Wie wordt er bedoeld met huius (v.229)?
A
animum
B
coniugem iratum
C
Hippolytus
D
Theseus

Slide 24 - Quizvraag

zijn de regels 230 en 231 eerder chiastisch of parallel opgebouwd?
A
chiastisch
B
parallel

Slide 25 - Quizvraag

v. 229-235. In deze passage worden twee verschillende kenmerken van het 'genus Amazonium' (v.232) genoemd. Citeer voor beide verschillende kenmerken één woord(-groep) om deze kenmerken toe te lichten.

Slide 26 - Open vraag