Week 9

Programma van de week
- Lezen 4.2
- Woorden 4.3
- lezen uit een leesboek
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma van de week
- Lezen 4.2
- Woorden 4.3
- lezen uit een leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Doelen?

Slide 2 - Tekstslide

Lekker lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk/Theorie 1
- Lezen 4.2: tekstverbanden herhalen

Slide 4 - Tekstslide

Welke tekstverbanden ken je? Graag per tekstverband je antwoord invullen.

Slide 5 - Woordweb


Wat is het verschil tussen commerciële en ideële reclame?

Slide 6 - Open vraag

Kies een van je afbeeldingen van opdracht 3b en plaats deze hier.

Slide 7 - Open vraag

Aan het werk
Mk lezen 4.2 opdracht 4 t/m 6

Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk: wat ga ik zelf nog herhalen/oefenen

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk/Theorie 2
- Bespreken opdracht lezen 4.2: 4 t/m 6
- Uitleg tekstverband (4)
- middel/doel
- voorwaardelijk

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg: middel-doel
  • Iets wordt gedaan (het middel) om daarmee iets te bereiken (het doel).
  • Signaalwoorden: opdat, zodat, om, door middel van, met als doel om...

Slide 11 - Tekstslide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, 
door middel van

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan

onder welke voorwaarden iets gebeurt.

- voorwaarde (, mits het mooi weer is.)

- Waar is dat een voorwaarde voor? (wij gaan morgen naar het strand)


Slide 13 - Tekstslide

Ik ga morgen naar de training, tenzij ik niet fit ben. 


signaalwoorden: als, wanneer, tenzij, mits, indien, op voorwaarde dat

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk
Mk lezen 4.2 opdracht 9 t/m 11

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk/Theorie 3
- Herhalen tekstverbanden
- Bespreken gemaakte opdracht 9 t/m 11

Slide 17 - Tekstslide

Maak een autobiografische zin met daarin een voorwaardelijk verband.

Slide 18 - Open vraag

'Ook' hoort bij welk tekstverband?
A
chronologisch tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
toelichtend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 19 - Quizvraag

'Bijvoorbeeld'
A
Samenvattend tekstverband
B
Uitleggend tekstverband
C
Tegenstellend tekstverband
D
Samenvattend tekstverband

Slide 20 - Quizvraag

Signaalwoord ’toch’ verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
concluderend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoorden 'doordat'?
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
oorzakelijk tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 22 - Quizvraag


Kortom, alle leerlingen hadden een geslaagde dag.
A
Tekstverband: conclusie
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: tijdsvolgorde
D
Tekstverband: reden

Slide 23 - Quizvraag

'Immers'
A
Middel/doel tekstverband
B
Uitleggend tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband

Slide 24 - Quizvraag

Aan het werk
Woorden 4.3 Mk opdracht 1 t/m 4 (2 niet).
Lr woorden 1

Slide 25 - Tekstslide

Doelen behaald?

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 27 - Tekstslide