3.3 Energierijke stoffen

3.3 energierijke stoffen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.3 energierijke stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Hoe een plant glucose maakt en hier energie uithaalt.
  • Hoe de gassen in en uit het blad gaan.
  • Waar de plant voeding opslaat.
  • Wat wij eten van een plant

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen
  • Fotosynthese-Gaswisseling- Verbranding
  • Eiwitten - Cellulose- Zetmeel- Suiker- Vetten
  • Bollen-Knollen-Rokken-Zaden- Kiemen
  • Kleurstofkorrels- bladgroenkorrels- Zetmeelkorrels

Slide 3 - Tekstslide

Fotosynthese
  • Fotosynthese is het proces waarbij de plant glucose maakt.

  • Nodig: Zonlicht, water en koolstofdioxide.
  • Maakt: Glucose en zuurstof.

  • Glucose bevat energie en is dus een energierijke stof.

Slide 4 - Tekstslide

Verbranding
  • Verbranding is het proces waarbij energie wordt vrijgemaakt uit glucose.
  • Cellen breken glucose af met behulp van zuurstof (energie komt vrij).
  • Er onstaan 2 afvalstoffen: Koolstofdioxide en water.

Slide 5 - Tekstslide

Gaswisseling
  • Gassen gaan in en uit het blad via de huidmondjes, dit heet gaswisseling.

  • Overdag gaat zuurstof uit het blad en koolstofdioxide naar binnen (via de huidmondjes).

  • 's nachts gaat koolstofdioxide uit het blad en zuurstof naar binnen (via de huidmondjes).

Slide 6 - Tekstslide

Gaswisseling

Slide 7 - Tekstslide

Voedingsstoffen
  • Eiwitten en cellulose zijn bouwstoffen.
  • Vitaminen zijn beschermende stoffen.
  • Zetmeel, suiker en vetten worden gebruikt als reservevoedsel.

  • Reservevoedsel wordt opgeslagen in:
  1. Knollen
  2. Bollen
  3. Zaden

Slide 8 - Tekstslide

Verschillende soorten korrels

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Maken 3.3 opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 16,18 t/m 22 en 
blz. 163 Samenvatten opdr. 9 t/m 14
of
(eigen samenvatting + opdr. 5,6,11,12,15,16,18,22)

Slide 10 - Tekstslide

Temperatuur is ....
A
Een abiotische factor
B
Een biotische factor
C
Geen biotische en geen abiotische factor

Slide 11 - Quizvraag