argumentatie beoordelen / logica

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Klopt dit?
Als ik ziek ben, lig ik in bed
Ik lig in bed
Dus ik ben ziek


Slide 2 - Tekstslide

Hoe klopt het wel?
Als ik ziek ben lig ik in bed
Ik ben ziek
Dus ik lig in bed

Slide 3 - Tekstslide

Programma
1. Herhaling stof
2. Nakijken huiswerk
3. oefenen

Slide 4 - Tekstslide

HERHALING vandaag:
Het beoordelen van de argumentatie in een tekst op logica


Je kijkt of het verband tussen standpunt en argument logisch is.
Je beoordeelt dus de vorm van de redenering, niet de inhoud



Slide 5 - Tekstslide

Twee redeneervormen
De modus ponens
De modus tollens

Klopt de vorm niet, dan kun je uit twee ware beweringen toch een onware conclusie krijgen
Als je deze vorm aanhoudt en de premissen zijn waar, dan is de conclusie altijd waar!!

Slide 6 - Tekstslide

Geldige redenering

Als ik jarig ben, dan eet ik taart. 
Ik ben jarig
Dus ik eet taart



Modus Ponens

Als p het geval is, dan is Q het geval
P is het geval 
Dus Q is het geval

P > Q
Q xxx P


  

Slide 7 - Tekstslide

Geldige redenering

Als het vrijdag is, dan eten wij pizza.
Wij eten geen pizza
Dus het is geen vrijdag

Modus Tollens

Als Q niet het geval is, dan is P niet het geval
Q is niet het geval 
Dus P is niet het geval

xQ > xP
xP xxx xQ
  

Slide 8 - Tekstslide


P > Q

Q > P

xQ > xP

xP > xQ
X
X

Slide 9 - Tekstslide

Als het vrijdag is, eten we pizza.

Het is geen vrijdag (P),
dus we eten geen pizza (Q).

A
Geldig, xP > xQ
B
Ongeldig, xP xxx xQ

Slide 10 - Quizvraag

Geldig of ongeldig?
Als ik douche (P), dan heb ik mijn schoenen uit (Q).
Ik heb mijn schoenen niet uit. (Q)
Dus ik sta niet onder de douche. (P)
A
Geldig, xQ > xP
B
Ongeldig, xQ xxx xP

Slide 11 - Quizvraag

Als ik douche(P), heb ik mijn schoenen uit. (Q)

Ik heb mijn schoenen uit (Q)
Dus ik sta onder de douche (P)

A
Geldig, Q > P
B
Ongeldig, Q xxx P

Slide 12 - Quizvraag

Als het buspersoneel staakt (P), rijden er geen bussen (Q)
Er rijden geen bussen (Q)
Dus, het buspersoneel staakt (P)
A
Geldig, xQ > P
B
Ongeldig, xQ xxx P

Slide 13 - Quizvraag

Leg uit waarom onderstaande redenering niet klopt.
Als je met je telefoon in je hand fietst, krijg je een boete
Ik fiets niet met mijn telefoon in mijn hand.
Dus, ik krijg geen boete.

Slide 14 - Open vraag

Bij het beoordelen van argumentatie kijk je dus naar:
1. Inhoud  (zijn de argumenten waar of aannemelijk en is het verband tussen argument en standpunt aanvaardbaar)
2. Logica / vorm (is het verband tussen argument en standpunt logisch)
2. Volledigheid (mist er een hokje in het hokjesschema of mist er een subargument)
3. Geloofwaardigheid (betrouwbaarheid vd bron)

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Maken
opdr 6 en 7 op p. 137.
Tijd over? Opdr 8 is leuk!

Slide 17 - Tekstslide