1. Neem de leerdoelen van blz. 190 over in je zuidschrift.
2. Kom in deze LessonUp. Sluit overige tabbladen.
timer
5:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
starttaak: variatie in genotypen
1. Neem de leerdoelen van blz. 190 over in je zuidschrift.
2. Kom in deze LessonUp. Sluit overige tabbladen.
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
planning
begripscheck: stambomen (10)
filmpje: van generatie op generatie (10)
uitleg bs5 variatie in genotypen (10)
opdrachten maken (10)
afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
begripscheck
stambomen (bs3)
Slide 3 - Tekstslide
Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3
Slide 4 - Quizvraag
Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?
Sleep het vinkje naar het goede antwoord.
0%
25%
50%
75%
100%
Slide 5 - Sleepvraag
3.5 variatie in genotype
Ongeslachtelijke voortplanting
Geslachtelijke voortplanting
Mutatie
Kanker
Slide 6 - Tekstslide
leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplantingvariatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Ongeslachtelijke voortplanting
Deel van een plant kan uitgroeien tot een nieuwe plant.
Genotype blijft hetzelfde, fenotype hoeft niet.
Voorbeelden van ongeslachtelijke voortplanting zijn stekken en knollen.
Slide 9 - Tekstslide
stekken
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
versmelten van twee geslachtcellen (eicel en zaadcel).
verschillende mogelijkheden in genotypen; variatie in genotypen.
Door variatie in genotypen ontstaat er ook variatie in fenotypen.
Slide 12 - Tekstslide
Mutatie
genotype kan ook veranderen door mutatie.
mutatie = Plotselinge verandering van het
DNA.
Vindt de mutatie in een lichaamscel plaats,
dan veranderd het genotype in andere
lichaamscellen niet.
Bij mutatie in geslachtscellen wordt de
mutatie doorgegeven aan de nakomelingen.
Slide 13 - Tekstslide
- Als bij organisme het gemuteerde allel in het fenotype tot uiting komt dan noemen we dat eenmutant.
- Mutatie kan ontstaan door celdeling.
- Mutatie kan ook door invloeden van buitenaf ontstaan. Dit noem je mutagene invloeden. bijv. uv-straling, sigarettenrook.
Slide 14 - Tekstslide
Kanker
sommige mutaties zorgen ervoor dat cellen te snel en zonder stoppen gaan delen.
Op ontstaat dan een tumor (gezwel).
Goedaardige tumoren; groeien langzaam en tast niets aan.
kwaadaardige tumoren; groeien snel en dringen omringd weefsel binnen.
Dit noem je kanker.
Wanneer deze tumoren in het bloed terecht komen kan het zich door het hele lichaam verspreiden en nieuwe tumoren ontstaan (uitzaaiing).