Pak je aantekeningenschrift erbij en leg je reader klaar op
Blok 3 Tekst 5.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden
Pak je aantekeningenschrift erbij en leg je reader klaar op
Blok 3 Tekst 5.
Slide 1 - Tekstslide
Tekstverbanden
In een tekst hebben zinnen en/of alinea's met elkaar te maken. Dat noem je verbanden.
Een verband binnen een zin of tussen zinnen = zinsverband
Een verband tussen alinea's = alineaverband
Slide 2 - Tekstslide
Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op de aarde voor. Zo houdt de kakkerlak het al meer dan tweehonderdmiljoen jaar vol.
Wat doet het woordje "Zo" hier?
Slide 3 - Tekstslide
Wat doet het woordje "Zo" hier? Het geeft aan dat er een ... komt.
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling
D
reden
Slide 4 - Quizvraag
Neem nou de huiskat en de leeuw: zij hebben wat van elkaar weg, omdat ze dezelfde voorouder hebben: een oerkat die twintigmiljoen jaar geleden leefde! Door de doorgaande ontwikkeling zijn ze er anders uit gaan zien.
Een ander mooi voorbeeld zijn de giraf en de okapi ...
Wat doet het woordje "ander" hier?
Slide 5 - Tekstslide
Wat doet het woordje "ander" hier? Het geeft aan dat er een ... is.
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling
D
reden
Slide 6 - Quizvraag
Signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden die aangeven dat er een verband is.
Bij elk soort verband horen andere signaalwoorden.
Slide 7 - Tekstslide
Soorten verbanden
Dit hoofdstuk behandelen we drie verbanden:
1. uitspraak - opsomming
2. uitspraak - tegenstelling
3. uitspraak - voorbeeld
Slide 8 - Tekstslide
Uitspraak - opsomming
Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.
Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, ten eerste, ten tweede, en, ten slotte, niet alleen ... maar ook
+ +
Slide 9 - Tekstslide
Ik houd echt van fantasieboeken. Harry Potter is mijn favoriet, maar ook houd ik van de Hunger Games. Daarnaast is Divirgent één van mijn lievelingsboeken.
Slide 10 - Tekstslide
Uitspraak - tegenstelling
Na een uitspraak of bewering wordt meteen het tegenstelde beweerd.
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ... anderzijds, daar staat tegenover dat
+ -
Slide 11 - Tekstslide
Stefanie is erg goed in wiskunde. Ze haalt de ene na de andere negen. Daar staat tegenover dat ze geen gevoel heeft voor talen.
Slide 12 - Tekstslide
Uitspraak - voorbeeld
Een uitspraak of bewering wordt gevolgd door één of meerdere voorbeelden.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo
=
Slide 13 - Tekstslide
De laatste jaren gebeuren er veel natuurrampen, zoals overstromingen. Dat komt onder andere door de opwarming van de aarde.
Slide 14 - Tekstslide
Lees tekst 5 regel 39 tot en met 45. Schrijf de signaalwoorden op die horen bij een opsommend verband. Doe het in volgorde van de tekst. Gebruik alleen een spatie tussen de woorden. Je hoeft "en" niet te noteren. LET OP!
Slide 15 - Open vraag
Lees de laatste alinea van tekst 5. Met welk verband wordt de laatste zin begonnen?
A
opsomming
B
reden
C
tegenstelling
D
voorbeeld
Slide 16 - Quizvraag
Op de toets
Op de toets kunnen we vragen naar de signaalwoorden, het soort verband of de delen van een verband.
Kijk mee...
Slide 17 - Tekstslide
Toets - voorbeeldvraag 1
Ik hoop dat we voor de volgende vakantie niet nog meer lastige opdrachten krijgen, zoals dat boekverslag van de vorige periode.
Welk signaalwoord zie je hier?
zoals
Slide 18 - Tekstslide
Toets - voorbeeldvraag 2
Ik hoop dat we voor de volgende vakantie niet nog meer lastige opdrachten krijgen, zoals dat boekverslag van de vorige periode.
Welk verband zie je hier?
uitspraak - voorbeeld
Slide 19 - Tekstslide
Toets - voorbeeldvraag 3
Ik hoop dat we voor de volgende vakantie niet nog meer lastige opdrachten krijgen, zoals dat boekverslag van de vorige periode.
Schrijf de delen van het verband op.
Uitspraak: Ik hoop dat we voor de volgende vakantie niet nog meer lastige opdrachten krijgen
Voorbeeld: dat boekverslag van de vorige periode
Slide 20 - Tekstslide
Lees tekst 6 grondig
timer
5:00
Slide 21 - Tekstslide
Wat is de belangrijkste manier die de schrijver in de inleiding gebruikt om de aandacht van de lezer te trekken?
A
onderwerp aankondigen
B
anekdote
C
vragen stellen
D
aanleiding van het schrijven geven
Slide 22 - Quizvraag
Waarnaar verwijst het woordje "dat" in regel 52?
Slide 23 - Open vraag
Welke zinnen van alinea 2 (Rond is de norm) zijn de belangrijkste zinnen?
A
de eerste twee zinnen
B
de eerste drie zinnen
C
de laatste zin
D
de laatste drie zinnen
Slide 24 - Quizvraag
Formuleer zelf, op basis van deze drie zinnen, een kernzin.
Slide 25 - Woordweb
Voorbeeldantwoord
De uitvinding van het wiel was geen eurekamoment/uitvinding van één persoon, het was een samenvoeging van kennis, we weten niet wie dat als eerste heeft gedaan.
Slide 26 - Tekstslide
Welk signaalwoord staat in regel 29?
Slide 27 - Open vraag
Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
A
opsommend verband
B
tegenstellend verband
C
uitspraak - tegenstelling
D
uitspraak - voorbeeld
Slide 28 - Quizvraag
Vul de delen van dit verband in.
Aan de ene kant / Uitspraak:
De zaak leek uitgemaakt: het wiel kwam uit het Nabije Oosten en veroverde daarna de rest van de wereld.
Aan de andere kant / Tegenstelling:
Inmiddels is dat niet meer vol te houden.
Slide 29 - Tekstslide
In regel 32 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-voorbeeld. Welk woord is dit?
Slide 30 - Open vraag
Hoeveel voorbeelden worden er in alinea 4 genoemd?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 31 - Quizvraag
Vul elk voorbeeld kort in.
- Twintig meter lange wielsporen in Noord-Duitse dorp Flintbek.
- Een Poolse vaas uit Bronocice.
- Wiel met een doorsnede van 72 centimeter in Ljubljana.
- Een 1,24 meter lange as in Ljubljana.
Slide 32 - Tekstslide
In regel 35 staat het signaalwoord "maar". Is er hier sprake van een tegenstellend verband?
A
ja
B
nee
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de kernzin van alinea 5 (Overal tegelijkertijd)?
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
Slide 34 - Quizvraag
Hoofdgedachte
Onderwerp + hoofdzaken = hoofdgedachte
Formuleer nu zelf een hoofdgedachte van tekst 6.
Slide 35 - Tekstslide
Formuleer hier jouw hoofdgedachte.
Slide 36 - Woordweb
Voorbeeldantwoord
Het wiel blijkt geen op zichzelf staande uitvinding, maar een samenvoeging van verschillende soorten kennis, daarom is het onmogelijk om één uitvinder aan te wijzen.
of
Onderzoek toont aan dat het wiel niet door een persoon in een bepaald gebied is uitgevonden, omdat in veel gebieden voorlopers van rollende wielen zijn gevonden en kennis moest worden samengebracht.