§10.4 - voortplanting met bloemen

LessonUp


Ga naar student.lessonup.io, log in en open de les met de code linksonderin (4 cijfers).
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

LessonUp


Ga naar student.lessonup.io, log in en open de les met de code linksonderin (4 cijfers).

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Welkom

  • Bespreken vragen/huiswerk & herhalen
  • Nieuwe stof
  • Opdracht/werkvorm
  • Klassikale afsluiting
  • Aan de slag/huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Opdrachten §10.4 maken + nakijken

Slide 3 - Tekstslide

Waar ging 10.3 over?

Slide 4 - Woordweb

Juist of onjuist?
Een eeneiige tweeling ontstaat uit één eicel die bevrucht wordt door twee zaadcellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat de voortplantingsorganen en -cellen van planten zijn.
  2. Je kunt uitleggen hoe een bloem bestoven wordt.
  3. Je kunt uitleggen hoe een bloem bevrucht wordt.
  4. Je kunt uitleggen hoe zaadjes en vruchten ontstaan.
  5. Je kunt uitleggen waaruit de levenscyclus van een plant bestaat.
  6. Je kunt uitleggen hoe stuifmeel en zaden worden verspreid.

Slide 6 - Tekstslide

Waarvoor heeft een plant bloemen?
De voortplantingscellen zitten in de bloemen.

Daar kunnen ze elkaar bevruchten.

Daaruit ontstaan de nakomelingen = zaadjes (waaruit een plantje kan groeien).

Zaadcellen noemen we de stuifmeelkorrels.
Eicellen zijn bij planten ook eicellen.

Slide 7 - Tekstslide

De bloem
Meeldraad
- helmdraad
- helmknop met stuifmeelkorrels

Stamper
- stempel
- stijl
- vruchtbegingsel met zaadbeginsels waarin eicellen zitten

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Maak nu opdracht 4 en 5
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Insectenbloemen
Insect verzamelt nectar.

Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.

Slide 10 - Tekstslide

Windbloemen
De wind neemt stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.

Slide 11 - Tekstslide

Mensen met hooikoorts zijn allergisch voor stuifmeelkorrels.
Van welke planten komen deze stuifmeelkorrels?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
C
zowel wind- als insectenbloemen
D
alleen van gras

Slide 12 - Quizvraag


Slide 13 - Open vraag

bestuiven en bevruchten

Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel 

De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).

Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen - bevruchte eicel

Slide 14 - Tekstslide

Hoe onstaan zaden en vruchten?
Na de bevruchting begint alles te groeien:

1. het vruchtbeginsel van de stamper groeit uit tot een vrucht

2. binnenin het vruchtbeginsel groeien alle zaadbeginsels waarbij de eicel is bevrucht uit tot een zaadje

Slide 15 - Tekstslide

Zaden
- kiem (mini blaadje en mini worteltje)
- zaadlobben met reservevoedsel

Stop je een zaadje in de grond, dan wordt de kiem een nieuw plantje (gebruikt eerst het reservevoedsel uit de zaadlobben)

Slide 16 - Tekstslide

Als een plantje ontkiemt dan gebruikt het eerste het reservevoedsel uit de zaadlobben. Hoe komt het plantje aan zijn voedsel als dit reservevoedsel op is?

Slide 17 - Open vraag

Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maak nu opdracht 12, 13 en 14
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.

Slide 20 - Tekstslide

Verspreiding van de zaden (in de vruchten)
De zaadjes (in de vruchten) moeten verspreid worden zodat ze op een geschikte plek kunnen ontkiemen.

1. verspreiding door dieren
- vruchten eten en zaadjes poepen
- vruchten met weerhaakjes die in vacht kleven
2. verspreiding door plant zelf
3. verspreiding door de wind

Slide 21 - Tekstslide

Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.

Slide 22 - Tekstslide

Een appel valt van de boom en ligt direct onder de boom op de grond. Is dit een geschikte plek om te ontkiemen? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open vraag


Juist of onjuist?
Een paardenbloem is een windbloeier.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 25 - Tekstslide

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 26 - Tekstslide

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus
Levenscyclus

1-jarig
2-jarig
meerjarig

Slide 27 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nog niet?
  1. Je kunt uitleggen wat de voortplantingsorganen en -cellen van planten zijn.
  2. Je kunt uitleggen hoe een bloem bestoven wordt.
  3. Je kunt uitleggen hoe een bloem bevrucht wordt.
  4. Je kunt uitleggen hoe zaadjes en vruchten ontstaan.
  5. Je kunt uitleggen waaruit de levenscyclus van een plant bestaat.
  6. Je kunt uitleggen hoe stuifmeel en zaden worden verspreid.

Slide 28 - Tekstslide

Zijn er nog vragen over 10.4?

Slide 29 - Woordweb

Aan de slag
Opdrachten §10.4 maken + nakijken (zie studiewijzer)
Begrippenlijst 10.4 maken

Slide 30 - Tekstslide