§3 - Erfelijkheid - KGT

Thema 5: Erfelijkheid en Evolutie
Na deze paragraaf kun je uitleggen:
- Hoe wordt het genotype bepaald?
 - Wat is het fenotype?
 - Wat betekent erfelijk?
 - Kun je je fenotype aanpassen?
 - Wat het verschil is tussen een chromosoom en een gen.
 - Wat zijn chromosomenparen?
 - Wat het verschil is tussen geslachtscellen en lichaamscellen.
 - Wat er gebeurt bij bevruchting.
 - Wat voor soort tweelingen er zijn en hoe ze ontstaan.
- Wat een aangeboren ziekte is.
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 5: Erfelijkheid en Evolutie
Na deze paragraaf kun je uitleggen:
- Hoe wordt het genotype bepaald?
 - Wat is het fenotype?
 - Wat betekent erfelijk?
 - Kun je je fenotype aanpassen?
 - Wat het verschil is tussen een chromosoom en een gen.
 - Wat zijn chromosomenparen?
 - Wat het verschil is tussen geslachtscellen en lichaamscellen.
 - Wat er gebeurt bij bevruchting.
 - Wat voor soort tweelingen er zijn en hoe ze ontstaan.
- Wat een aangeboren ziekte is.

Slide 1 - Tekstslide

§3 - Erfelijkheid

Slide 2 - Tekstslide

stopwatch
00:00000
Erfelijke eigenschappen

Slide 3 - Woordweb

Uiterlijk = hoe je eruit ziet ( Fenotype)

Vele eigenschappen
--> Kleur haren, ogen etc.
--> Vorm haren, ogen etc.

Veel uiterlijke eigenschappen zijn erfelijk. Alle erfelijke eigenschappen horen bij je Genotype

Slide 4 - Tekstslide

Fenotype en Genotype
Fenoype

Slide 5 - Tekstslide

Fenotype wordt bepaald door:

- Genotype
- Invloeden uit het milieu

Slide 6 - Tekstslide

Chromosomen & genen & DNA

Slide 7 - Tekstslide

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen noemen we genotype.

Slide 8 - Tekstslide

Cel - celkern - chromosomen - genen

In elke celkern zitten 46 chromosomen.

Elk chromosoom bestaat uit vele genen. 

Een gen bepaalt een erfelijke eigenschap (kleur ogen, haren etc.)

Chromosomen bestaan uit stof DNA, zitten genen in (zie afbeelding)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Huiswerk
Kader/mavo: 
Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
Maak opdracht 1 t/m 9 op blz. 115-119
HUISWERK EN BOEKCONTROLE !!!!
stopwatch
00:00000

Slide 14 - Tekstslide

Chromosomenparen
Lichaamscel:
46 Chromosomen / 23 chromosomenparen

Geslachtscel: eicel of zaadcel
23 chromosomen / geen chromosomenparen

Slide 15 - Tekstslide

Het ontstaan van een baby

Slide 16 - Tekstslide

Van eitje tot een baby

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een verschil tussen genotype en fenotype?
A
Het genotype is het uiterlijk en het fenotype zijn de erfelijke eigenschappen
B
Het genotype zijn de erfelijke eigenschappen en het fenotype het uiterlijk
C
Het genotype en het fenotype zijn hetzelfde

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke stap komt de genotype tot stand?
Bij stap 1, 2, 3, 4 of 5

Slide 19 - Tekstslide

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Karyogram meisje

Slide 23 - Tekstslide

Karyogram jongen

Slide 24 - Tekstslide

Geslachtschromosoom

2 man (XY)


Geslachtschromosoom

 vrouw (XX)





Slide 25 - Tekstslide

Syndroom van down

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Aangeboren ziektes

Slide 29 - Tekstslide

Tweelingen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Mutatie
Een plotselinge verandering van het genotype: 1 of meer genen zijn dan gemuteerd (veranderd). 

Slide 32 - Tekstslide

Mutanten
Organismen waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype.

Slide 33 - Tekstslide

Albinisme
Albinisme

Slide 34 - Tekstslide

Ontstaan mutatie
Mutagene invloeden:
  • Mutagene stoffen bv asbest en sigarettenrook
  • straling: - Uv straling, rontgen en radioactieve straling

Slide 35 - Tekstslide

Variatie in genotypen

Slide 36 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Twee geslachtscelen versmelten met elkaar.
Nakomelingen hebben altijd een andere geno en fenotype dan de ouders

Slide 37 - Tekstslide

Kruisingsschema

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen zitten er in een celkern van een cel?

Slide 40 - Open vraag

Wat is het verschil tussen geslachtscellen en lichaamscellen?

Slide 41 - Open vraag

Bevruchting en erfelijke ziektes

Slide 42 - Tekstslide

Bevruchting

Slide 43 - Tekstslide

Geslacht
Je krijgt geslachtscel (X of Y) van vader en van moeder
XY = Jongen
XX = Meisje

Slide 44 - Tekstslide

Celdeling

Slide 45 - Tekstslide

Erfelijke ziektes
Ouders dragen genen die tot erfelijke ziekte kunnen leiden.
- Ouders weten dit niet altijd
- Soms wel, omdat ze zelf de ziekte al hebben

Slide 46 - Tekstslide

Oorzaken aangeboren ziektes
 - Gedrag ouder (drugs, roken, alcohol, vet eten)
 - Tekort aan vitamine, gebruik medicatie, zuurstofgebrek.
- Fout in deling van cellen, waarbij er chromosomen missen of extra aanwezig zijn.

Slide 47 - Tekstslide

Nakijken opdracht 7
A) Erfelijke ziekte is een ziekte die je krijg van je vader of moeder. Dat zit dus in het DNA. Een aangeboren ziekte heeft niets te maken met het DNA dat je van je ouders krijgt. Het ontstaat dus pas op het moment van bevruchting, tijdens de zwangerschap of bij de geboorte. 
B)  
 - Gedrag ouder (drugs, roken, alcohol, vet eten)
 - Tekort aan vitamine, gebruik medicatie, zuurstofgebrek.
- Fout in deling van cellen, waarbij er chromosomen missen of er extra zijn.

Slide 48 - Tekstslide