18. Januar 2023/Kapitel 3/Modalverben/

Startaufgabe
Noteer de vervoegingen van het werkwoord sein:
ich ......
du ......
er/sie/es/man/wer .......
wir ......
ihr ......
sie/Sie ......

Noteer de vervoegingen van het werkwoord haben:
ich ......
du ......
er/sie/es/man/wer .......
wir ......
ihr ......
sie/Sie ......
timer
5:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startaufgabe
Noteer de vervoegingen van het werkwoord sein:
ich ......
du ......
er/sie/es/man/wer .......
wir ......
ihr ......
sie/Sie ......

Noteer de vervoegingen van het werkwoord haben:
ich ......
du ......
er/sie/es/man/wer .......
wir ......
ihr ......
sie/Sie ......
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Die Hausaufgaben für heute

Gelernt (Kapitel 3):
Lernliste N-D
Lernliste D-N alle Teile.
Sprachmittel
Hörtest

am Mittwoch dem 15. Februar
Übungen in bronnen (Its):
- Lebensmittelallergie
- Blindenführhund
- signaalwoorden bij lezen en luisteren.

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les
  • Weet je wat Modalverben zijn
  • Kun je de Duitse Modalverben benoemen
  • Kun je de drie kenmerken t.a.v. de vervoeging in de t.t. benoemen

Slide 4 - Tekstslide

Die Hausaufagben für heute:

Gelernt (Kapitel 3):

Lernliste N-D 
Lernliste D-N alle Teile.
Sprachmittel

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe
Was? Zoek de antwoorden op de vragen rechts op
Mit wem? zu zweit
Hilfsmittel? Naslag-Grammatikübersicht-Verben 7,8,9
Ergebnis: 8 Verben, drei Kennzeichen, 8 Sätze
Fertig? slim stampen, 
die Aufgaben zu B Wortschatz K3
1. Wat zijn Modalverben?
2. Welke werkwoorden horen bij de Modalverben? Geef ook de vertaling.
3. Zoek op wat de drie kenmerken zijn betreffende de vervoegingen (wat hebben ze hetzelfde?Er zijn uitzonderingen)
4. Geef van elk Modalverb een voorbeeld in een zin.
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een Modaal werkwoord?
Een modaal werkwoord geeft een bepaalde houding ten opzichte van het werkwoord aan; ofwel, ze voegen een bepaalde modaliteit (voorwaarde) toe, zoals noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid en het ontbreken van noodzakelijkheid dan wel verplichting

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Ich (dürfen) ......... von meinen Eltern nicht rauchen.
A
darf
B
dürfe
C
darfst

Slide 12 - Quizvraag

Aber klar (können) ..... du das!
A
könnst
B
kannst
C
kann

Slide 13 - Quizvraag

Was (wollen) ....... Sie wissen?
A
will
B
wollen
C
willst

Slide 14 - Quizvraag

Ihr (wissen) ............. nicht was ich meine.
A
wissen
B
wisst
C
weißt

Slide 15 - Quizvraag

Wir (müssen) ...... alle in Quarantaine.
A
mussen
B
müssen

Slide 16 - Quizvraag

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 17 - Quizvraag

Selbständig arbeiten
Wähle aus:
- Modalverben im Präsens üben:
https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm
7.38-7.47
- Hörübungen Teilen A und C Kapitel 1, 2, 3
- Hören üben: Logo tivi- https://www.zdf.de/kinder/logo
- slim stampen
- die Aufgaben zu B Wortschatz Kapitel 3
Die Hausaufgaben
Gelernt (Kapitel 3):
Lernliste N-D 
Lernliste D-N alle Teile.
Grammatik E Teil A und B
Sprachmittel
Gemacht:
die Teilen A und C zu den Kapiteln 1, 2 und 3
die Hörübungen in 'bronnen’

Slide 18 - Tekstslide