Les 2 Cursus 7 paragraaf 3 Taalverzorging - tussenletters

Welkom
timer
5:00
Socialiseren
Jas aan de kapstok.
Op tafel: schrift, pen, laptop (dicht)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
timer
5:00
Socialiseren
Jas aan de kapstok.
Op tafel: schrift, pen, laptop (dicht)

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: 
  • samen lezen
  • lesdoel
  • instructie
  • zw
  • evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

samen lezen
timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
  • Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletter -(e)n op de juiste manier spellen.
  • Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletter -s op de juiste manier spellen

Slide 4 - Tekstslide

Vorige les
Hoe zat het ook alweer???
Leestekens
Punt .
Vraagteken ?
Uitroepteken !
  • aan het einde van een zin
  • aan het einde van een vraagzin
  • na een uitroep

Slide 5 - Tekstslide

Vorige les
Hoe zat het ook alweer???
Komma: 
  • tussen twee persoonsvormen.
Als de politie naar je ID vraagt, moet je die kunnen tonen.
  • voor voegwoorden (behalve voor het woord en) zoals: omdat, terwijl, maar, nadat, want.
Liet gaat naar Zweden, omdat hij aan een toernooi meedoet.
  • tussen delen van een opsomming.
De afkorting horeca staat voor hotel, restaurant en café.

Slide 6 - Tekstslide

Vorige les
Dubbele punt:


Aanhalingstekens:
 
  • als je iets aankondigt of opsomt.
  • Er zijn hier drie restaurants: een Turks, een Japans en een Iraans.
  • als je iemand citeert. Victor vroeg: ‘Doe jij het raam even open?’
als hoge, kleine ‘kommaatjes’ die om een woord of zinsdeel kunnen staan. Die woorden worden voor de lezer extra gemarkeerd.
ook bij een citaat (een zin in de directe rede):
De leraar zei: ‘Wat iemand letterlijk zegt, noem je een citaat.’

Slide 7 - Tekstslide

Vorige les
Aanhalingstekens:
 
  • als hoge, kleine ‘kommaatjes’ die om een woord of zinsdeel kunnen staan. Die woorden worden voor de lezer extra gemarkeerd.
  • ook bij een citaat (een zin in de directe rede):
  • De leraar zei: ‘Wat iemand letterlijk zegt, noem je een citaat.’

Slide 8 - Tekstslide

Instructie
Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar te plakken. Dit is een samenstelling. De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven, maar dit kan niet altijd. Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Slide 9 - Tekstslide

Instructie
Wanneer gebruik je -en-?

Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: roos + geur = rozengeur.
Meervoud van roos is rozen.

Slide 10 - Tekstslide

Instructie
Soms moet je ook nog een letter toevoegen, verwijderen of aanpassen. Bijvoorbeeld: gek + werk = gekkenwerk, boom + rij = bomenrij, doof + taal = doventaal.

Slide 11 - Tekstslide

Instructie
Let op: gebruik geen -en- als het eerste woord
• een meervoud op -s heeft: garages, dus: garagebedrijf.
• een meervoud op -en én -s heeft: groenten en groentes, dus: groentesoep.
• iets is waarvan er maar één is, zoals ‘zon’ of ‘maan’: zonnescherm.
• een versterkende betekenis heeft: apetrots, reuzesterk.

Slide 12 - Tekstslide

Instructie
Gebruik -s-
• als je de -s- hoort: beroepsvoetballer, lievelingskleur.
Vervang het tweede woord als dat woord met een -s begint. Je hoort dan of je een tussen-s moet gebruiken: varkensstal, want: varkensvlees.

Slide 13 - Tekstslide

Toepassen
pannenkoek – soepgroente – boomstam – vakslager – zuurkool – puntneus.

Als je de samenstellingen verwisselt/omdraait, krijg je dan dezelfde woorden?

Slide 14 - Tekstslide

Welke is goed geschreven?
A
Herderhond
B
Herdershond

Slide 15 - Quizvraag

Welke is goed geschreven?
A
Boerserf
B
Boerenerf

Slide 16 - Quizvraag

Welke is goed geschreven?
A
Kettingslot
B
Kettingsslot

Slide 17 - Quizvraag

Welke is goed geschreven?
A
bezoekerscentrum
B
bezoekercentrum

Slide 18 - Quizvraag

ZW
Jullie gaan zelfstandig aan het werk met de opdrachten in jullie boek. 
Je vindt de opdrachten op bladzijde 194 en 195. Deze maak je helemaal af. Klaar? Dan kom je het antwoordblad ophalen en kijk je zelf na. 
timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

Hoe vond je deze les gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Heb je goed gewerkt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Heb je alles goed begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

TOT DE VOLGENDE KEER!

Slide 23 - Tekstslide