5

5
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5

Slide 1 - Tekstslide

Meedoen?
lessonup.app
of
download de app: LessonUp-app
Vul de code in:

Slide 2 - Tekstslide

Nieuws 
-Tip: hou je focus en laat je niet afleiden! Wij doen dit avontuur met z'n allen; je bent niet alleen!
-Loop je wat achter? Ga weer verder!

-Taalblokken: we hebben de meest recente editie (nog niet alles is af en wij gaan snel!). Bij bestanden in Teams (lezen, luisteren en kijken) de theorie van alle bouwstenen van de vorige editie).






Slide 3 - Tekstslide

voor de vakantie 🏝 
-grammatica (bijvoorbeeld onderwerp)
-hen of hun (dit gaat vaak fout, bestudeer LessonUp 4)
-dat of wat


Slide 4 - Tekstslide

Programma
-alinea 
-nog een keer: samenstelling
-tussenklanken
-actief schrijven
-getallen schrijven
-tekstsoorten
+ deel 2: CE lezen/luisteren

Slide 5 - Tekstslide

Over de alinea (1)
kenmerken:
-tussen alinea's staat een witregel (of inspringen bij verslagen)
-in een alinea schrijf je zinnen achter elkaar door (niet op enter drukken)
-minimaal twee zinnen in een alinea (bij voorkeur een evenwichtige verdeling van alinea's in je tekst

Slide 6 - Tekstslide

 Over de alinea (2)
- de kernzin van een alinea ondersteunt de centrale boodschap van de tekst (vaak de eerste zin)

-de andere informatie in je alinea sluit aan bij je kernzin

-een alinea gaat over  een deelonderwerp

Slide 7 - Tekstslide

nog een keer: Samenstelling
Een samenstelling is een woord waarin twee of meer woorden zijn samengeplakt. Schrijf samenstellingen altijd aan elkaar.
! De spellingscorrectie van Word herkent niet al deze woorden
!Je kunt dus zelf samenstellingen maken

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden samenstelling
kerstboomballenhaakjes
langetermijnplanning
quarantainekilo's
anderhalvemetersamenleving
rodekool 



Slide 9 - Tekstslide

tussenklanken -en -e
Als het eerste zelfstandige naamwoord in een samenstelling alleen een meervoud op -en heeft: schrijf de tussenklank -en tussen beide delen. Behalve als er maar 1 van is.

pan+koek > pannenkoek (pan =pannen)

zonnebloem (er is maar 1 ☀️ )

Slide 10 - Tekstslide

tussenklank -s
Als je een tussenklank -s hoort in een samenstelling > schrijf deze -s (jongensdroom)

Lastig: als het tweede gedeelte van een samenstelling met een s begint, hoor je deze niet. Vervang dan het tweede woord door een ander woord: bezoekschema > want bezoekuur

Slide 11 - Tekstslide

Welke zin is actief?
A
De thee wordt heet geschonken.
B
Peter schenkt de thee heet.

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is actief?
A
Bobby begraaft de kluif.
B
De opgaven worden gekopieerd.

Slide 13 - Quizvraag

Getallen schrijven
Letters:
-getallen tot twintig: acht, elf, negentien, achtste, de negentiende eeuw
-tientallen tot honderd: twintig, vijftig, tachtigste
-honderdtallen tot duizend: negenhonderd
-duizendtallen tot en met twaalfduizend
-de woorden miljoen, miljard > vier miljoen

Slide 14 - Tekstslide

22 duizend
123 miljoen (om lange rijen nullen te voorkomen)

Slide 15 - Tekstslide

in cijfers:
-22, 365 etc.
-exacte waarden zoals maten, temperaturen, gewichten, jaartallen en data
100 euro
optie 2
deel 1
-percentages: vaak voorkeur voor cijfers


Slide 16 - Tekstslide

Wat weet je over het schrijven van getallen (anoniem)
timer
3:00

Slide 17 - Open vraag

Aan elkaar schrijven
-samenstellingen 

tuinmeubelkussens

Slide 18 - Tekstslide

er, daar, hier of waar
+ voorzetsel: schrijf je aan elkaar:
-erop
-daartegen
-hiernaast
-waarover



Slide 19 - Tekstslide

combinatie met voorzetsel
-aan elkaar als het voorzetsel nergens bij hoort
-Mijn boek ligt bovenop (op hoort nergens bij)
-Mijn boek ligt boven op de stapel (op hoort bij de stapel)

Slide 20 - Tekstslide

werkwoorden met voorzetsel
-overhalen 
-achterhouden
-inspelen

Slide 21 - Tekstslide

afhankelijk van betekenis
tenminste = in ieder geval
(hij is tenminste niet ontslagen

ten minste = minstens
(hij moet ten minste acht weken studeren)

Slide 22 - Tekstslide

andere betekenis
tenslotte = uiteindelijk (Het is tenslotte haar eerste week.)

ten slotte = tot slot (ten slotte vertel ik iets over Adriaan van Dis)

Slide 23 - Tekstslide

betekenisverschil
langeafstandsloper: een loper die lange afstanden loopt
lange afstandsloper: een afstandsloper die lang is

Slide 24 - Tekstslide

wanneer woorden aan elkaar? (anoniem)
timer
3:00

Slide 25 - Open vraag

daarna, later, nadat, vroeger
A
tegenstelling
B
tijd
C
vergelijking
D
voorbeeld

Slide 26 - Quizvraag

bovendien, daarnaast, en, ten slotte
A
tijd
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
probleem-oplossing

Slide 27 - Quizvraag

als, indien, mits
A
vergelijking
B
oorzaak-gevolg
C
reden/verklaring
D
voorwaarde

Slide 28 - Quizvraag

bijvoorbeeld
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 29 - Quizvraag

Deel 2: CE-examen
= lezen/luisteren/kijken examen

Oefenen via facet 3f
https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/mbo/?menu=3_0

Slide 30 - Tekstslide

tekstsoorten en doelen
informatieve teksten: neutraal > de schrijver geeft geen mening. Hij kan wel de mening van anderen geven. Dit noemt men een beschouwing.

Bij een uiteenzetting gaat het vooral om feiten. Een uiteenzetting is ook een informatieve tekst

Slide 31 - Tekstslide

tekstsoorten en doelen
betogende tekst: de schrijver geeft zijn mening. Het doel is om te overtuigen. De schrijver gebruikt hiervoor argumenten


instructieve tekst: de schrijver legt uit hoe je iets moet doen

Slide 32 - Tekstslide

feiten
feiten zijn controleerbaar
Een objectieve tekst: een tekst waarin vooral feiten staan.

Steeds vaker wordt (via social media) informatie verspreid die niet blijkt te kloppen =fake news of nepnieuws

Slide 33 - Tekstslide

meningen
Een mening is wat iemand ergens van vindt.

In subjectieve teksten merk je sterk wat de mening of het gevoel van de schrijver is.

Slide 34 - Tekstslide

beeldspraak
In subjectieve teksten staan vaak vormen van beeldspraak = figuurlijk taalgebruik. Dit zegt vaak iets over de spreker/schrijver.

Voorbeeld: de dingen zwart/wit zien.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen en objectieve en subjectieve tekst?

Slide 36 - Open vraag

Moeilijk woord op examen?
-Heb je de betekenis echt nodig voor de beantwoording? Je kunt eerst gewoon doorlezen.
-kijk naar het woord. Herken je wellicht een deel van het woord?
-Zoek aanwijzingen in de rest van de tekst naar de betekenis
-Gebruik het woordenboek (ga uit van 1 minuut per woord dat je opzoekt)

Slide 37 - Tekstslide

suggestieve vraag?
Een suggestieve vraag is een vraag waar (een deel) van het antwoord al in zit.

Denk je niet dat dit de beste manier is?


Slide 38 - Tekstslide

hoofd- en bijzaken
Als je een samenvatting maakt schrijf je alleen de hoofdzaken op.

Hoofdzaken: het onderwerp van de tekst en alle belangrijke dingen die hierover gezegd worden.

Slide 39 - Tekstslide

hoofdzaken
Elke alinea in de tekst bevat een hoofdzaak.

Je kunt letten op de structuur van de tekst.

Slide 40 - Tekstslide

Een betrouwbare tekst
Je kunt naar de bron kijken: 
Bijvoorbeeld: kun je achterhalen waar de schrijver zich op baseerd? Is de bron te achterhalen? Zijn de bronnen deskundig genoeg?
Is de tekst nog wel actueel? Of is het het een tekst van 10 jaar oud en misschien niet meer actueel?

Slide 41 - Tekstslide

Een betrouwbare tekst
Je kunt letten op de 'publicatieplek': een kwaliteitskrant, wetenschappelijk onderzoek of een onbekende website?

Hoe 'deskundig' is de schrijver/spreker? Is dit echt een expert?

-Geen drogredenen als argument?



Slide 42 - Tekstslide

Middelen van een schrijver
Informeren:

-feiten geven
-vragen stellen
-bronnen noemen
-cijfers uit onderzoeken geven
-

Slide 43 - Tekstslide

Middelen van een schrijver
Overtuigen en activeren
-luisteraar of lezer direct aanspreken
-argumenten geven
-vragen stellen
-beloftes doen
-positieve testimonials
-beeldspraak (grijze muis)

-uitroeptekens gebruiken

Slide 44 - Tekstslide

Middelen van een schrijver
Amuseren

-beeldspraak gebruiken

Slide 45 - Tekstslide

Lezen...Wat heb je er aan?
@ studenten, oudersJe leest om iets te weten te komen. " Rijke" teksten verbreden je kijk op de wereld. Je kunt kritischer naar de wereld kijken en je b.v.  uitspreken over onrechtvaardige zaken in de wereld
Je leest over onbekende werelden.
In teksten reflecteren anderen over de wereld en wat daar gebeurt.

Slide 46 - Tekstslide



Om "rijke" teksten te begrijpen heb je voldoende woordenschat nodig, maar....vergroot je woordenschat door rijke teksten te lezen.

Slide 47 - Tekstslide

Wat mis je zonder leeservaring:
-lagere woordenschat
-minder kennis die je bereikt (je wereld blijft kleiner)

Tip: lees over wat je interessant vindt.

Voorbeelden rijke teksten: podcast, poëzie, fictie en non-fictie, artikelen en opinie in de (online) krant.

Slide 48 - Tekstslide

Huiswerk januari

-Taalblokken doorgaan: hoofdstuk 2/3 of 4 als je daar al bent
-Maken wervende tekst en mailen naar mij
Huiswerk november:
-oefenen CE via facet /examentraining in Taalblokken
-Deadline wervende tekst!
- bij bestanden: examenvoorbereiding lezen/luisteren 3F

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide