2/10 Woorden 1.5 woordraadstrategie woordvierkant nieuwe woorden

Woorden
1.5
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woorden
1.5

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie 

  • Werken
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kun je benoemen welke onthoud strategieën er zijn;
  • kun je benoemen hoe een woordvierkant werkt;
  • ken je de betekenis van minstens twee nieuwe woorden;


  • heb je geoefend met het toepassen van onthoud strategieën;
  • heb je geoefend met het maken van een woorden vierkant;
  • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe woorden.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe de rebus het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide


Slide 8 - Open vraag

aaa

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
de vorige les hebt geleerd.
(lesstof en begrip + uitleg of volledige taalregel)

Slide 10 - Woordweb

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van chronologie
Signaalwoorden van voorbeeld/
toelichting
maar
ook
ten eerste
toch
echter
en
bovendien
zoals
bijvoorbeeld
toen
als eerste
ten slotte
evenwel

Slide 11 - Sleepvraag

Nieuwe lesstof

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Woorden uit woordenlijst woorden 1.5 leren (met café) 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Woorden uit woordenlijst woorden 1.5 leren 
Of:
  • Flitskaarten maken (woord/uitdrukking aan de ene kant en betekenis aan de andere kant)
  • Quizlet - zelf maken
  • Study Go - zelf maken

Niet: alleen lezen van de woorden/uitdrukking en betekenissen

Slide 16 - Tekstslide

Woordvierkant
Een woordvierkant gebruik je om de betekenis van nieuwe woorden goed te begrijpen en ook om ze makkelijk te onthouden.


Slide 17 - Tekstslide

Woordvierkant
Zo maak je een woordvierkant:
• In het midden schrijf je het nieuwe woord.
• In de vier hoeken maak je een tekening over het woord of noteer je informatie. Dat kan zijn:
– een omschrijving;
– een tegenstelling;
– een synoniem;
– een zin waarin het woord gebruikt wordt;
– een vertaling;
– een aantal woorden die erbij passen.

Een woordvierkant is persoonlijk. Jouw woordvierkant ziet er dus anders uit dan dat van je klasgenoot. Er is geen goed of fout woordvierkant.

Slide 18 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met 'woordraadstrategieën'?

Slide 19 - Woordweb

Woord-raad-strategieën

Woord: groep van spraakklanken met een eigen betekenis
Raad: op goed geluk (het juiste) antwoord geven op een vraag; gissen 
Strategie: plan van handelen

Je gaat op een bepaalde manier (strategie) op zoek gaat naar een betekenis (raad) van een woord (een groep spraakklanken met eigen betekenis).

Slide 20 - Tekstslide

Wat moet je doen tijdens het lezen als je een woordraadstrategie wilt toepassen?
(dus niet de woordraadstrategie zelf, maar de handeling)

Slide 21 - Woordweb

Woordraadstrategie
Zo maak je een woordvierkant:
  • • In het midden schrijf je het nieuwe woord.
  • • In de vier hoeken maak je een tekening over het woord of noteer je informatie. Dat kan zijn:
  • – een omschrijving;
  • – een tegenstelling;
  • – een synoniem;
  • – een zin waarin het woord gebruikt wordt;
  • – een vertaling;
  • – een aantal woorden die erbij passen.

Een woordvierkant is persoonlijk. Jouw woordvierkant ziet er dus anders uit dan dat van je klasgenoot. Er is geen goed of fout woordvierkant.

Slide 22 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met
'zoek naar een omschrijving'?

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Video

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 25 - Tekstslide

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 26 - Tekstslide

Welke zin heeft een tegenstelling?
A
Mevrouw Hooi drinkt graag espresso, een drankje van heeft water dat door een filter met gemalen koffiebonen geperst.
B
Mevrouw Hooi drinkt graag espresso. Het liefst drinkt zij Nespresso, maar een espresso van goede koffiebonen vindt zij ook lekker.
C
Mevrouw Hooi drinkt graag espresso, omdat koffie haar wakker houdt.
D
Mevrouw Hooi drinkt liever espresso, dan thee.

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Wat wordt er bedoeld met 'synoniem'?

Slide 29 - Woordweb

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is een synoniem voor ontoereikend?
Het bedrag op jouw rekening is ONTOEREIKEND voor deze aankoop.
A
toereikend
B
Niet genoeg
C
onvoldoende
D
toerisme

Slide 31 - Quizvraag

Een zin waarin het woord wordt gebruikt
Kun je het opmaken (raden) als je de hele zin leest?
Herken je een deel van het woord?

Slide 32 - Tekstslide

Wat wordt er denk je bedoeld met 'bekend woorddeel' ?

Slide 33 - Woordweb

Een bekend woorddeel: je hebt het al vaker gebruikt
Jullie weten al dat veel woorden in het Nederlands zo makkelijk mogelijk opgebouwd zijn. je kan de betekenis vaak achterhalen door een woord uit elkaar te halen.

Woordenschat
Woordraadstrategie - een strategie waarmee je de betekenis van een woord te raad

Lezen
Tekstverbanden - verbanden in een tekst
Signaalwoorden - woorden die een signaal afgeven

Slide 34 - Tekstslide

Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend 
deel van het woord

Dan kan bij:
  • Woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. 
Bijvoorbeeld: inkoopmedewerker. 
Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. 
Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.
  • Woorden met een voorvoegsel. 
Bijvoorbeeld: ongezond. 
Je weet dat -on hetzelfde is als niet of zonder --> ongezond betekent dus: niet gezond
  • Woorden met een achtervoegsel
Bijvoorbeeld: naamloos. 
Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder --> naamloos betekent dus dat iets zonder naam, het heeft geen naam.

Slide 35 - Tekstslide

Zo zoek je een bekend woorddeel
  • Kijk welke delen van het woord jij al kent. 
  • Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.
  • Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos.

Slide 36 - Tekstslide

Een bekend woorddeel zoeken
  • Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord (woorddeel)
  • Dit kan bij: 
  1. Woorden die samengesteld zijn (inkoopmedewerker)

  2. Woorden met een voorvoegsel (ongezond)
  3. Achtervoegsel (naamloos)

Slide 37 - Tekstslide

Wat wordt er denk je bedoeld met 'voorbeeld' ?

Slide 38 - Woordweb

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 39 - Tekstslide

Welke zin heeft een voorbeeld?
A
Mevrouw Hooi drinkt graag espresso, een drankje van heeft water dat door een filter met gemalen koffiebonen geperst.
B
Mevrouw Hooi drinkt graag espresso. Het liefst drinkt zij Nespresso, maar een espresso van goede koffiebonen vindt zij ook lekker.
C
Mevrouw Hooi drinkt graag espresso, omdat koffie haar wakker houdt.
D
Mevrouw Hooi drinkt liever espresso, dan thee.

Slide 40 - Quizvraag

Wat het verschil tussen een omschrijving en een voorbeeld?

Slide 41 - Open vraag

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 42 - Quizvraag

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 43 - Quizvraag

Door voor Doortje een milkshake mee te nemen, deed Abel een handreiking om weer vrienden te worden.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 44 - Quizvraag

Een samenstelling bestaat uit:
A
een woord+achtervoegsel
B
een woord+voorvoegsel
C
een woord+woord

Slide 45 - Quizvraag

Welk woord is een samengesteld woord?
A
aardrijkskunde
B
broodmes

Slide 46 - Quizvraag

Slide 47 - Video

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
    Pak je VIP en noteer 
    Woorden 1.5,  opdracht 2 t/m 6 +7, 8, 10 t/m 12
    +nakijken en verbeteren met een andere kleur!
    Klaar = in STILTE lezen

    Wat niet af is = huiswerk
    Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!
    timer
    45:00

    Slide 48 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • kun je benoemen welke onthoud strategieën er zijn;
    • kun je benoemen hoe een woordvierkant werkt;
    • ken je de betekenis van minstens twee nieuwe woorden;


    • heb je geoefend met het toepassen van onthoud strategieën;
    • heb je geoefend met het maken van een woorden vierkant;
    • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe woorden.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 49 - Tekstslide

    Noteer twee nieuwe woorden met de betekenis erachter.

    Slide 50 - Open vraag

    Dit is de woordraadstrategie:
    A
    zoek een voorbeeld
    B
    zoek een tegenstelling
    C
    zoek een synoniem
    D
    zoek een omschrijving

    Slide 51 - Quizvraag

    Dit is woordraadstrategie:
    A
    voorbeeld
    B
    tegenstelling
    C
    synoniem
    D
    omschrijving

    Slide 52 - Quizvraag

    Ik kan benoemen welke onthoud strategieën er zijn, hoe een woordvierkant werkt en ik ken de betekenis van minstens twee nieuwe woorden.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 53 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Wat ga je daarvoor doen?

    Slide 54 - Open vraag

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 55 - Open vraag