hoofdstuk 7

Door het vrije verkeer van goederen en diensten is de concurrentie in de Europese Unie toegenomen.

A
onjuist
B
juist
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Door het vrije verkeer van goederen en diensten is de concurrentie in de Europese Unie toegenomen.

A
onjuist
B
juist

Slide 1 - Quizvraag

Hoe noem je het gebied in Europa waar een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen mogelijk is?
A
Economisch gebied
B
Vrije zone
C
Interne markt
D
Economische markt

Slide 2 - Quizvraag

1. Vrij verkeer van goederen en diensten
2. Vrij verkeer van personen
3. Vrij verkeer van kapitaal


A
de Europese Monetaire Unie
B
de interne markt van de EU
C
de betalingsbalans van de EU
D
de Europese Centrale Bank

Slide 3 - Quizvraag

Je mag in ieder land in de EU een spaarrekening openen. Welke afspraak is dit?
A
Vrij verkeer van personen
B
Vrij verkeer van goederen
C
Vrij verkeer van kapitaal

Slide 4 - Quizvraag

Door het vrije verkeer van goederen en diensten zijn de export en import tussen landen van de Europese Unie afgenomen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een voorbeeld van een protectiemaatregel is contingentering. Wat is contingentering?
A
Het heffen van extra belastingen op invoerproducten
B
Het stellen van een beperkte hoeveelheid van invoerproducten
C
Het stellen van extra strenge regels op invoerproducten
D
Het verbieden van invoer van bepaalde producten

Slide 6 - Quizvraag

Invoerrechten zijn er om:
A
De lokale markt te beschermen tegen goedkope buitenlandse producten
B
meer te verdienen in een land
C
De import af te remmen en de lokale markt te stimuleren
D
alle drie zijn correct

Slide 7 - Quizvraag

In de EU zijn geen invoerrechten.
Wat zijn invoerrechten
A
belasting over spullen uit het buitenland
B
belasting over spullen naar het buitenland
C
een soort BTW
D
Exportbelastingen

Slide 8 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de exportprijs
als de producent exportsubsidie krijgt?
A
de exportprijs wordt hoger
B
de exportprijs wordt lager
C
de exportprijs verandert niet

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de economische betekenis van het begrip protectie
A
Het beschermen van productie en banen in eigen land
B
Het beschermen van de buitenlandse markt
C
Het beschermen van de wereldmarkt

Slide 10 - Quizvraag

Vrijhandel is voordelig voor
A
alle boeren
B
de consument

Slide 11 - Quizvraag

In de EU zijn geen invoerrechten.
Wat zijn invoerrechten
A
belasting over spullen uit het buitenland
B
belasting over spullen naar het buitenland
C
een soort BTW
D
Exportbelastingen

Slide 12 - Quizvraag

Wat hoort niét bij protectie?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffingen
D
Uitvoerrechten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een nadeel van vrijhandel
A
meer concurrentie
B
meer handel
C
meer tariefmuren
D
minder handelsbelemmeringen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is vrijhandel?
A
Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
B
Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
C
een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
D
een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren

Slide 15 - Quizvraag

Wie beschermt Nederlandse bedrijven door middel van protectie?
A
de Nederlandse overheid
B
de Europese Unie
C
de Eurozone
D
de Verenigde Naties

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een gevolg van vrijhandel?
A
Concurrentie neemt toe
B
Concurrentie neemt af
C
Er is geen verschil

Slide 17 - Quizvraag

Waarom doet de EU aan protectie?
A
om de eigen bedrijven (en dus economie) te beschermen
B
om de concurrentie te bevorderen
C
om de eigen regering te beschermen
D
omdat het moet

Slide 18 - Quizvraag