In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Grammatica - zinsontleding
Deze les:
Lezen in leesboek (+/- 15 minuten)
Uitleg meewerkend voorwerp
Oefenen zinsontleding
Zelfstandig werken
Slide 1 - Tekstslide
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Slide 2 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Iemand die iets ontvangt.
Iemand die iets verneemt (te horen krijgt).
Iemand bij wie iets wordt afgenomen.
Slide 3 - Tekstslide
1. Iemand die iets ontvangt
De kinderen maken een tekening voor hun ouders.
Slide 4 - Tekstslide
1. Iemand die iets ontvangt
De kinderen / maken / een tekening / voor hun ouders.
Slide 5 - Tekstslide
2. Iemand die iets verneemt
Gisteren vertelde de juf een spannend verhaal aan de kleuters.
Slide 6 - Tekstslide
2. Iemand iets verneemt
Gisteren / vertelde / de juf / een spannend verhaal / aan de kleuters.
Slide 7 - Tekstslide
3. Iemand bij wie iets afgenomen wordt
De moeder pakte het speelgoed van het kind af.
Slide 8 - Tekstslide
3. Iemand bij wie iets afgenomen wordt
De moeder / pakte / het speelgoed / van het kind / af.
Slide 9 - Tekstslide
Hoe vind je het mv?
Voorzetsel wie/wat + pv/wwg + ow + lv?
Zit er geen lv in de zin, dan zit er ook geen mv in de zin!
Een mv begint vaak met de voorzetsels 'aan' of 'voor'. Staat 'aan' niet in de zin? Dan moet je het ervoor kunnen denken. Ik geef (aan) mijn valentijn een mooi cadeau.
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeldzinnen
Voor wie + pv/wwg + ow + lv? Voor wie maken de kinderen een tekening?
Aan wie + pv/wwg + ow + lv? Aan wie vertelde de juf een spannend verhaal?
Van wie + pv/wwg + ow + lv? Van wie pakte de moeder het speelgoed af?
Slide 11 - Tekstslide
Semantische manier
ow
pv
lv
mv
wwg
Iemand/
iets
Ww
Iets/
iemand
Voorzetsel + iemand/iets
Rest ww
Iemand
maakt
iets
voor iemand
Iemand
vertelt
iets
aan iemand
iemand
pakt
iets
van iemand
af
Slide 12 - Tekstslide
Vraagzinnen
Als de zin al een vraagzin is, doe je het volgende:
Wie heeft zijn valentijn een kaart gestuurd?
Geef in je hoofd antwoord op deze vraag, bijvoorbeeld: Tim. Tim heeft zijn valentijn een kaart gestuurd.
Wie heeft gestuurd? --> Tim
Ow van de zin = wie
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het mv in de zin? De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
A
De verdwaalde toerist
B
Vroeg
C
De weg
D
Aan de politieagent
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de pv van de zin? Ik lees mijn zusje een verhaal voor.
A
Ik
B
lees
C
mijn zusje
D
lees voor
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het ow van de zin? Wie van jullie zal dit voorstel toelichten?
A
Wie van jullie
B
zal
C
dit voorstel
D
zal toelichten
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het lv van de zin? Morgen geeft Nienke de plantjes van de buren water.
A
Morgen
B
Nienke
C
de plantjes
D
van de buren
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het wwg van de zin? Ik zou dat graag voor jou hebben gedaan.